Mooiigheid

Natuurlijk was er versiering voor het vakantiehuisje ingepakt. Ik had nog extra kerstballen, op de laatste middag voor vertrek, aangeschaft: witte ronde, twintig stuks. Ook tien ijspegels met glitter en een doosje met vier zachte roodborstjes van vilt kon ik niet laten liggen.
Uit de kerstdozen van zolder kwam van alles tevoorschijn wat in het eigen huis niet meer paste of mocht passen. Het ging allemaal mee in een grote tas, klokken van allerlei aard, kerstbokken van divers pluimage. De kerststal, die met de gebroken kameel, ging als laatste bovenop.
Versieren zit in mijn bloed, elke kilometer dichter bij onze eindbestemming verheugde ik me meer en meer op de metamorfose die ik ging bewerkstelligen in ons gehuurde onderkomen.
Kinderen en vooral de kleinkinderen zouden ‘Ohh’ en ‘Ahh’ roepen bij zoveel gezelligheid.

We klimmen de trap op, naar ons appartement. De tassen en een grote verse boom sjouwen we mee.
‘Zet maar neer, ik ga morgen aan de slag’, deel ik manlief mee, terwijl ik op zoek ga naar het lichtknopje.
Tientallen lampen en lampjes flikkeren aan.
Een moment denk ik dat ik op een verkeerd adres ben, op een kerstmarkt of in zo’n tumultueus tuincentra, maar nee, de sleutel paste echt op deze deur.
We staan aan de grond genageld, een schaterlach wint het van onze vermoeidheid.
‘Kijk toch’, stamelt de man, ‘kijk toch.’
Jazeker ik kijk, wel heb ik ogen te kort. Er is geen plankje zonder wattige sneeuw, geen schilderij zonder zilveren slinger. Geen deurknop zonder klok, geen kraan zonder rood strikje. Geen tafel zonder kerststuk, geen stoel zonder kussen met een wintertafereel, geen bankje of krukje zonder geborduurd kleedje met skiërs of sleetjes. Sleetjes? Jazeker, ook in elke slaapkamer bij elk bed een slee met, alweer een kleedje. Daarop een lok watten, kwistig bestrooid met sterretjes.
Aan de plafonnières hangen bellen en belletjes. Honderden.
Op de bedden liggen, strak gestreken, lakens en slopen bedrukt met herten die in een winterlandschap lopen. In de badkamer zijn de handdoeken rood of wit, geborduurd met groene bomen. Aan de doucheknop bungelt een Kerstman van plastic. Zijn grote broer van, pak hem beet, twee meter staat in de eetkamer, met bel en baard én een knopje voor een liedje.
Op de afzuigkap is een avalanche gecreëerd, wie gaat koken moet oppassen…
In de woonkamer staat een kerstboom die op een grote ontplofte zwaan lijkt. Nu met trillende lampjes die elke seconde van kleur verschieten. Van rood, naar geel, zachtjes naar groen en dan naar blauw.
Schaaltjes gevuld met Chocolat-de-Noël vullen de laatste lege plekken op.
‘Kijk toch, tjonge tjonge.’
‘Ja. Zullen we maar een borrel doen?’
Even gaan mijn gedachten terug naar een paar dagen geleden toen drie kleinkinderen een winterkijkdoos knutselden op onze grote keukentafel. Er was veel voorhanden, zoals paddenstoeltjes met rode stippen, dennenappels, oude kerstkaarten, vergeelde engeltjes, sterretjes op stokjes, rendieren en hooi. Kortom, er lag genoeg.
Toen kwam een discussie wie wát ging gebruiken en hoe het eindresultaat zou zijn.
Feline keek eens naar haar broertje en grote zus en loste het probleem op: ‘Ieder maakt zijn eigen mooiigheid.’
Waarachtig Feline, ook hier in de bergen maakt iedereen zijn eigen mooiigheid.
Gewoon doen.

23 december 2015
Willie

This entry was posted in Familie, Reizen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.