Dat ik van strijken houd is in grote kring bekend. De wasmand kan niet vol genoeg zijn met verfomfaaide theedoeken, overhemden, tafellinnen of beddengoed: ik maak er prachtige stapels van. Recht-toe-recht-aan en natuurlijk op kleur gesorteerd. Hoezo dan?
Omdat het zo lekker ruikt? Omdat er meer gestreken goed op een plank past? Omdat het zo leuk staat?
Nee, hoor! Er is een andere reden.Van strijken word ik rustig, want er hoeft even niets anders dan heen-en-weer, heen-en-weer. In deze handeling orden ik mijn gedachten en peins ik over gedane en komende zaken. Niet voor niets werden ooit bustes van vooraanstaande filosofen in museum “Beelden aan Zee” op strijkplanken gestationeerd.
Het is echt waar, mijn woelige gedachten verdwijnen in stapeltjes gladgestreken textiel. Heen-en-weer. Heen-en-weer.
Na een strijksessie ergens in het Noorden van het land, keer ik met de trein huiswaarts in bezit van een leeg hoofd en een voldaan gemoed. Mijmerend kijk in naar buiten naar het zonnige landschap met lange uitgestrekte weilanden. Kilometer naar kilometer. Ineens en onaangekondigd kruipt een onheilspellend gevoel in mijn lijf: ‘Waar zijn de kleuren in dit oneindig groene vergezicht waar ik voorbij zoef? Waar is de de gele paardenbloem, de rode klaver, de lila pinksterbloem, het witte herderstasje, de paarse dovenetel, het madeliefje met een geel hartje?’ Hectaren platgestreken (!) effen groen, dát is toch niet de bedoeling. Zelfs de bermen zijn, dit keer letterlijk, zo groen als gras.
Alhoewel Marlene Dietrich met haar hymne “Sag mir wo die Blumen sind” de gruwel van oorlogen aan de kaak stelde, lijkt me dat de strekking van haar woorden ook van betekenis is voor onze gemaltraiteerde natuur. WO SIND DIE BLUMEN?
Om over na te denken boven de strijkplank.
Willie,
16 april 2024