Dag 89 in “sociale onthouding”

Vandaag, dag 88. Exercitie

Een ietsepietsie nerveus was ik wel, toen ik vanmorgen vroeg het huis uit sloop om een lange treinrit naar mijn zus en zwager te ondernemen. Een ware exercitie, na achtentachtig dagen niet in het OV mogen.
Gewapend met zelf genaaide mondkapjes en wegwerpgevalletjes, een flacon met een desinfecterende goedje, plastic handschoenen, papieren zakdoekjes en met een flesje water durfde ik het aan.

Ik bereidde me voor op een reis met allerlei gebeurtenissen: boze reizigers, mondkapjes-ontkenners, gefrustreerde beambten, opgefokte pubers, slordige daklozen. Ik had het allemaal al dagenlang langs zien komen op op het journaal en praatprogramma’s.

Jammer (!), er gebeurde HELEMAAL niets. Niets. Naka nada niets.
Alle reizigers waren gemondkapt, sommigen al op het perron, anderen pas op de plaats. Maar een kniesoor die daar een probleem van maakt.
Er waren geen afzetlinten op de stoelen, slechts ludieke stickers aan de raamkant: “Daar mag u zitten.”
Een keer verschoof iemand de monddoek om een bakje yoghurt tricky naar binnen te werken. Misschien had zij net een zware nachtdienst achter de rug. Niemand keek op of om.

Kortom, ieder was in goede luim en volgde min of meer de regels. Genegenheid alom tegenwoordig. Ik vond het een beetje saai. Keurige burgers, dat wel.

Toch zag ik iets. De conductrice, die tijdens mijn boemelige treinreis van Gouda naar Uitgeest op zestien (!) stations elke keer het fluitsignaal moet geven, zodat de machinist mag vertrekken, trekt ook zestien keer haar mondkapje naar beneden. Het is ook moeilijk fluiten met een doekje voor je mond. Maar om daarna met dezelfde (besmette?) vingers de deuren te openen of te sluiten?

De NS heeft nog wat werk te verrichten.

Morgen, dag 90. Stap

Willie, 11 juni 2020

This entry was posted in Corona, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.