Dag 56 in “sociale onthouding”

Vandaag, dag 56. Vervelen

Spleen
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemlijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.
Michel van de Plas/Godfried Bomans. 1954

‘Kind, ga wat doen, want een vrouwenhand en een paardentand staan nooit stil.’ Ik heb het vroeger vaak gehoord.
Dus ik zette een haakwerkje op, veegde een vaatdoekje over de tafel, ritste een teil vol rode bessen of plukte een emmer met bonen.
Het gaf niet, het was zoals het was.

Vervelen was er niet bij en ik voelde me senang. Een constante stroom van dingen die gedaan moesten worden. Achteraf denk ik, omdat het zo overzichtelijk was.
Bessen geritst? Bonen geplukt? Klaar is Kees. Met een voldaan gevoel verder met de volgende duidelijk begrensde opdracht.

Net als dieren, die zich nooit vervelen, heb ik me toen ook nooit verveeld.
Ik kon dagdromen en mijmeren van een leven vol letters en boeken.

Vervelen is voor mij, nog steeds, een zinloze activiteit. Want, als we teruggaan naar de oorspronkelijke betekenis van vervelen, staat “ontevreden zijn” in de woordenboeken.
Ik heb er h.e.l.e.m.a.a.l niets mee.

Maar een hondje of twee? Als dat zou kunnen…

Morgen, dag 57. Moederdag

Willie, 9 mei 2020

This entry was posted in Corona, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.