19-11-1956

Ik hoor gestommel op de trap, de gordijnen kieren. Ik zie een stukje van de maan. Het is nog vroeg.
Zou vader?
De deur van de jongensslaapkamer gaat open. Een bed kraakt. Mijn broers hebben daar samen een twijfelaar. Ze passen er net in, ‘als jullie maar rustig liggen’, zegt moeder, ‘dan zijn de dekens ook groot genoeg.’
Ik heb samen met mijn zus een bed, maar zij is alleen zaterdag en zondag thuis. Zij is op kostschool. Vandaag lig ik helemaal alleen.
Zou vader?
Uit de slaapkamer van mijn broers hoor ik gehoest én woorden die niet in mijn leesboekje staan.
‘Vort, jongens, vooruit met de geit. Kom, de bloemen moeten zo naar de veiling.’ De deur slaat dicht en het bed van de jongens kraakt nog harder.
Zou vader?
Ik kruip onder mijn deken vandaan, schud mijn kussen en ga rechtop zitten. Het is koud. Ik wacht.
Een paar minuten later piept de keukendeur en ik hoor dat vader de kachel oppookt.
Ik kruip terug onder mijn deken terug, trek de molton over mijn hoofd.

‘Zo Griet’, zegt moeder als ik een sneetje brood eet, ‘acht jaar al, waar blijft de tijd? Wat wil je vanmiddag eten?’
‘Krootjes, moeder.’
‘Ik zal kijken of er nog liggen. Anders wordt het andijvie. Kom, nu moet je gaan, goed opletten en beleefd zijn.’
‘Ja moe.’
‘Vraag vanmiddag uit school je buurmeisje, dan mag zíj, omdat je jarig bent, blijven eten. Haal ik een stuk gekookte worst bij de slager. Wat een feest, hé?’
‘Ja, moe.’
‘Maar vader…’
‘Geen haarlemmerdijkjes, huppakee, naar school.’
In de klas deel ik toffees uit en ik heb mijn zondagse jurk aan.
‘s Avonds mag ik opblijven, bij moeder aan de keukentafel. Een peertje schijnt op haar bewegende handen. Ze stopt, ze naait, ze maast, ze breit. Vaak zegt ze: ‘Een vrouwenhand en een paardentand staan nooit stil’. Toch eens aan mijn juf vragen wat dat betekent. Dan hoor ik gestommel van klompen en vader komt binnen.
‘Grietje, vandaag jarig. Hoe kan ik het vergeten.’ Vader tilt me op, even vlieg ik in de lucht. Terug in zijn sterke armen krijg ik een zoen.
Zijn wangen zijn nat.

Willie, 19 november 2016

This entry was posted in Familie, Perspectief. Bookmark the permalink.

4 Responses to 19-11-1956

  1. Ada says:

    En dat buurmeisje was ik!!!

  2. willielek says:

    Klopt Ada, zullen we eens herinneringen ophalen?
    Je zult vast wat verhalen ( en tekeningen) uit ‘Druppelsgewijs’ herkennen….

  3. Riet says:

    Opniew genoten! Vaak lees ik een verhaal voor als we even natafelen.

  4. Ineke van Rijt says:

    De bel gaat. Een meneer met rode koude wangen en een rammelfiets, staat voor de deur, een pakje in zijn handen. Roze rozen bloemetjes papier, sierlijke letters. In een hoekje”Willie”
    Het boek!
    “Sorry, dat ik u stoor”zegt de meneer in de schemer. “Dit pakje was bij mij, in Mijdrecht, bezorgd.
    Ik woon in de MargrietLAAN daar. U zat er vast op de wachten,zo’n mooi pakje. Daar fiets ik wel even voor om”
    Wat aardig; wat ontzettend aardig. De man vertrekt weer op zijn ramnelfiets, rode koude wangen, op weg naar zijn MargrietLAAN.

    In de MargrietSTRAAT in Wilnis, gaat de zon schijnen bij het openen van het boek, de eerste zonnig gele bladzijdes, met lieve woorden van mijn tante Willie, ik blader.
    Ik blader alleen nog maar. Druppelsgewijs…Dank u wel lieve meneer. Dank je wel Willie.