Mannen

Veel woorden Nederlands spreken zij niet, de harde werkers, die een vervallen belendend pand proberen om te toveren tot een woning.
Zij zijn zes man sterk, vier dragen een petje, twee een muts. De hoofdman heeft op zijn muts nog een grote gele helm gezet. Niet ter bescherming, denk ik, meer ter herkenning. Hij is het ook, die met mij converseert. Een hart vol Pools, een beetje Engels, en nog minder Nederlands.
‘Gat marnong’, juicht hij mij toe, wanneer ik ‘s morgens vroeg de ramen wat ruimer openzet. Dat is het wel voor de hele dag, bezijden flinke hoofdknikken, even zwaaien of vriendelijke gebaren van internationale allure.
Vrolijk zijn ze, de jongens met handgebreide truien aan. Wollen verwassen gevallen met veel ingewikkelde steken. Die oma’s toch, daar in de woiwodschap Swetokrszyskie of misschien verder weg. Hun kleinzonen timmeren, slopen en verdienen de broodnodige euro’s in het beloofde land.
Wat beloofd? Niks beloofd.
Werken wat de klok slaat, en die slaat heel lang. Onze wekker is overbodig, voor het ochtend krieken sjouwen zij met man en veel macht weer de volgende bouwcontainer vol. Wanneer ik ‘s avonds kaarsjes aansteek sjouwen ze nog steeds, vrolijk en goedgemutst met bakken vol stenen en goten.
Ik spreek hun taal niet, ik lach, zwaai en huiver.
Tegen achten wordt het stil, zij verschansen zich in hun busjes met pizza’s en pakken soep.
‘Gat night’, wens ik hen toe, ‘en morgen gezond weer op’.

Willie, 8 november 2011

This entry was posted in November 2011. Bookmark the permalink.

Comments are closed.