Dag 15 in “sociale onthouding”

Vandaag, dag 15. Tijd

Het komt tot verrassende gesprekken in de rij voor het deurbeleid. Gisteren stond ik helemaal vooraan, in de hoop dat de super dan nog gevrijwaard is van dat enge virus. Morgenstond heeft geen corona in de mond, denk ik maar.
Achter mij schuifelt een heer op leeftijd het bezette gebied binnen.
‘Goedemorgen, meneer.’
Hij knikt en steekt meteen van wal.
‘Mevrouw, weet u wat het is? Tijd kruipt waar het niet gaan kan. Het zit in mijn handen, in mijn voeten, en vooral in mijn hoofd. Ik heb er ineens veel te veel van. Daarom sluit ik straks gewoon weer achter in de rij aan. Is er altijd wel een praatje op afstand.’
‘Oh, dat is ook een methode.’
‘Ja, een mens moet wat, toch?’

Ondertussen kronkelt de rij verder, tientallen andere vroege vogels wachten onwennig, hier en daar een glimlach, hier en daar schouderophalend, hier en daar gelaten, hier en daar meesmuilend.

Daar komt een oude mevrouw in mijn gezichtsveld. Oud? Stokoud schat ik. Alles aan haar is ‘tje’ of’ ‘je’. Dun permanentje, bibberend handje. Krom ruggetje, ingevallen hoofdje. Als zij de rij ziet, kijkt zij verbaasd op. Dat lukt niet helemaal. Haar grijze kapseltje glinstert mee in de ochtendzon. Ze lijkt op een vogeltje dat voor het eerst zijn koppie probeert op te richten.
Zij strompelt met haar rollator, zonder blikken of blozen, richting winkelingang. Zou ze van een andere planeet komen?

Ik kijk naar de man achter me, die van ‘tijd kruipt overal waar het niet gaan kan’, we hebben samen maar één knipoog nodig om te besluiten dat zij als eerste naar binnen mag.

Het gemor achter ons laten we voor wat het is.

Morgen, dag 16. Geduld

Willie, 29 maart 2020

This entry was posted in Corona, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.