Markthumor. Nog 7 dagen.

Op de donderdagse warenmarkt in onze stad is het al maanden een zielig gedoetje. Je kunt de spreekwoordelijke kogel door de kerk schieten, zeg maar. Stomme corona.

Het grote plein rondom het stadhuis herbergt slechts negen kramen.
Twee keer vis, een keer aardappels en aanverwante artikelen. Buitenplantjes mogen ook. Twee keer fruit en groenten, eenmaal dierenvoer en één omgebouwde caravan met vette kippetjes. Tot slot is er de eeuwig gevatte kaasboer. (“Meneer, kunt u mij vertellen wat het verschil is tussen bruine en witte eieren?” “Natuurlijk dame, de mooie bruine zijn van de haan. De witte zijn van de kip.”)

Vandaag weer geen kramen met knoopjes, ritsen of lapjes stof. De potige madam van de gemaksbroeken, d.w.z. elastiek in de taille? Standplaats vacant.
De Turk met allerlei overbodige accessoires voor de digitale wereld? Ook zijn plekje is leeg. De fietsenman zit veilig met zijn helmen thuis. De zilver“juwelier”? Hij weegt vast de verdiende centen op zijn keukentafel.

Ik blijf gaan, want ja, de Nicola’s, ui en prei van de markt zijn toch de lekkerste. Perkplantjes de beste. Beetje vroeg in het seizoen misschien, dat deert me even niet. Alle vrolijkheid helpt vandaag de dag.
Een stukje kaas voor bij de borrel is mijn laatste missie.
“Dag, mevrouw. U wilt stukje Boeren?”
“Graag.”
“Heeft u uw laatste prik al gehad? En weet u al welke muziek en bloemen u wilt?”
“Ehh?”

Markthumor, door geen enkele pandemie kapot te krijgen.

Willie,
15 april 2021

This entry was posted in Corona, Perspectief, Taal. Bookmark the permalink.

Comments are closed.