‘Oma, heb jij nog brood waar zalf in zit?’
‘Nee, hoor. Ik heb zalf in een tube, blikje of potje. Maar in brood stop ik het niet.’
‘Ik vind die zalf juist het lekkerst. Thuis frutsel ik het eruit. Mag ik dat hier ook doen?’
Nou mag bij oma veel, heel veel, maar knoeien met eten, dát past niet in mijn hoofd.
‘Ik heb krentenbollen, kadetjes en een feeststol.’
‘Zit die feestwol in een doos? Dan bedoel ik die. Daar zit die lekkere zalf in.’
Mijn lichtje ging branden.
Ik pakte de feeststol, verwijderde de doos en het cellofaan en sneed hem in twee gelijke stukken. Innig tevreden ging de kleine meid met een theelepeltje aan de slag.
‘Slim gedaan, oma, want in het midden zit het meeste.’
Opa en oma restte een paasfeestwol met wat minder spijs.
Willie,
29 maart 2021