Dag 117 in “cruciale onthouding”

Vandaag, dag 117. Kaas

Het is er vandaag gewoon niet van gekomen om me degelijk voor te bereiden op deze Kaas-column. Dat betekent dat mijn leven bijna zijn oude ritme heeft. In dat oude leven, van vóór die vermaledijde corona, paste met geen mogelijkheid drie tot vier uur inlezen, zoeken, nadenken, schrijven, verbeteren en vooral mijn “darlings-killen”. Het begint te wringen.

Ik had nog wel zo’n smakelijk onderwerp: Kaas. Daarbij, wie weet nu helemaal wat “Kaas hebben aan iemand” of “Hier woont alleen nog oude kaas” of “Hij snijdt de kaas” betekent?
Dat ík meestal het kaas niet van mijn brood laat eten, moge bekend zijn.
Dat ik van veel zaken geen kaas heb gegeten, word ik, ouder en wijzer, steeds bewuster van.

Thuis, bij mijn ouders, hadden wij vroeger twee soorten broodbeleg: kaas en suiker. We mochten twee sneetjes met kaas, voor de overige boterhammen greep mijn moeder naar de suikerpot. Gelukkig was mijn honger altijd snel gestild.
In barre tijden, kaas was ook toen al een kostbaar goedje, bedacht mijn immer inventieve moeder het verschijnsel: “schuifkaas”. Een half plakje op een heel broodje. En schuiven maar. Zeuren? Dat werd subiet afgekapt met: “Dit is het. Klaar is Kees.” Dat klopte helemaal, want de Käse was klaar.
Wij zijn er alle acht groot van én mee geworden.

Overmorgen, dag 119. Toch

Willie, 9 juli 2020

This entry was posted in Corona, Familie, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.