Dag 17 in “sociale onthouding”

Vandaag, dag 17. Aroma

In ons huis kookt mijn gade met een stoet aan specerijen en kruiden. Alles moet kloppen, een afgewogen snufje hier, een nauwkeurig ‘duim-en-wijsvingertje’ daar. Zeven geplette korrels in de vijzel of drie en een half blaadje in de marinade. En lekker dat het is.
Als ik de keukendeur open, vlinderen de aroma’s mijn neusgaten in.
‘Mjammie, wat ruikt het weer lekker.’
Een glimlach is het antwoord.

In de tijd, toen alles nog gewoon was, kon het gebeuren dat ik gauw even naar de Grote Kruidenier op de Markt ging, omdat dát ene potje toch leeg was.
Salie op? Oei.
De benodigde salie kon op tijd worden toegevoegd, we smikkelden en smulden.

Deze dagen: is iets op, of zijn we het vergeten te kopen? Dan maar een vervanging zoeken in onze voorraad. Om de dag een nieuwe kans.

Gister geen bleekselderij voor de risotto. Vergeten.
‘Nee, lief, ik zoek het niet op. We moeten zo min mogelijk keren boodschappen doen.’
‘Dan snij ik de prei erdoor. Geeft ook een heerlijk aroma. “Corona-aroma” noemen we dat.’
Gemiddeld hou ik niet van die taalgrapjes, maar nu is alles anders.

Trots ben ik op mijn ‘thuiskok’, die noodgedwongen over zijn (kookkunst) schaduw stapt.

Misschien wel de lekkerste risotto van mijn leven gegeten.

Morgen, dag 18. Quatsch

Willie, 31 maart 2020

This entry was posted in Corona, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.