Tussie-mussie

Wat? Ehh? Vermoeide rijmelarij in een stormachtige maand die te lang duurt? Verkapt carnavalslied?
Niets van dat al. Oók ben ik nog niet hoogbejaard, ik weet morgen nog wat er vandaag in de krant staat en vergeet geen enkele verjaardag.
Tot zover.

Volgende week zie ik mijn zussen. We lunchen, lachen, luisteren. Maar ik heb eerst wat anders te doen: ik ga twee tussie-mussies voor mijn zussies samenstellen.
De eerste bestaat uit lavendel, klimop, oregano, viooltje, kersenbloesem, ranonkel, anemoon en misschien een twijgje linde.
Voor de tweede verzamel ik, naast klimop en lavendel, sneeuwklokje, kamperfoelie, alstoemeria, lelieje-van-dalen, petunia en misschien een takje hulst.
Omdat mijn zussies reeds de tachtig zijn gepasseerd, laat ik oranjebloesem achterwege.

De tussie-mussie, een piepkleine ruiker met een boodschap, was dé smiley van de 18de eeuw. Romantischer dan een klik op een het toetsenbord, nietwaar? Ook spannender, want door de samenstelling van het ruikertje werd er veel ‘gezegd met bloemen’.
Kreeg je akelei, hop, ijsbloem of boterbloem in je tussie-mussie? Dan kon je beter het hazenpad kiezen.

Tussie-mussie. Speld hem op je revers, zet hem naast je bed in een speciaal tussie-mussie vaasje, (ook dat nog!), sla er een bloemenboek op na. Of niet.

Ongelofelijk dat ik, kwekersdochter in hart en nieren, van het bestaan niet wist. Bloemen waren handelswaar en het was hard werken. Geen tijd voor bespiegelingen en duidingen.

Alhoewel, plakte mijn oudste broer in de vijftiger jaren niet elk weekend een vaasje aan de autoruit van zijn Ford Taunus, wanneer hij naar het meisje van zijn dromen ging?
Met fresia’s?
Dat is uitgekomen.

Willie,
23 maart 2020

This entry was posted in Familie, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.