‘Eén, twee, tien!’

Amber, twee lentes oud, komt een weekendje logeren, helemaal alleen. Even rust. Het is namelijk thuis druk zat met twee grote zussen en een stoere broer. Ze is een pittig dametje, met blauwe kijkers en blonde krullen. Haar zwarte jurkje met rode roosjes vertaalt haar onverzettelijkheid.
De kleine meid hoeft deze dagen niet te delen, te wachten of te veroveren. Drie nachten in Gouda. Reken maar dat we het gezellig gaan hebben.
We reizen met de trein, haar eerste ‘bewuste’ keer met het openbaar vervoer. Met haar rug strak tegen de leuning en met de mollige peuterbenen recht gestrekt op de zitting, kijkt ze naar buiten.
Ze praat nog niet veel, wel zie ik dat haar ogen alles registreren wat voorbij raast: molens, koeien en schapen.
‘Kijk, moppie, een kerk.’
‘Krrjk.’
‘Juist. Kerk.’
‘Wil je wat drinken?’
‘Klok, klok.’
‘Wat zeg je?’
‘Klok, klok.’ Met een knuist gaat ze naar haar mond terwijl ze een slikbeweging maakt.
Uit de tas diep ik een pakje appelsap op, mijn loge drinkt.
‘Klok klok op. Klok op.’ Ik vind het een mooie zin.
‘Oma Lillie, schaap?’
Natuurlijk is Schaap mee, want steun en toeverlaat. Ik tover hem tevoorschijn en zo reizen we verder. Schaap op schoot en oma vertederd.

In Gouda wandelen we in de herfstzon naar huis. De kleine meid dribbelt, alsof zij hier wekelijks komt, rechtstreeks naar onze voordeur. Herkenbaar aan de blauwe verf?

Binnen neemt ze de run naar de koffer met speelgoed, zoekt het serviesje en dekt een tafeltje voor ‘Ambie en Oma Lillie.’
Ondertussen sta ik versteld het geheugen van tweejarigen. Drie maanden geleden was Amber hier voor het laatst. Nu weet zij nóg de weg, zonder hapering vindt zij: de snoeptrommel(!), het hobbelpaard, het keukenfietsje, de koffiebus, het ‘pikkepakkeporretje’, de molen die draait, de ‘dikke-billen-deur’.
Met twee rode wangen en een rood oor van de slaap is het om zes uur tijd om haar bedje te zoeken.
‘Ambie, kom we gaan slapen.’ Ze waggelt naar de deur, klimt de trap op. In de woonkamer slaat ze direct linksaf, naar de volgende trap richting bedje. Dus ook dát nog onder haar hersenpan.
Boven staat een spijlenbedje, de grap is dat er twee spijlen uit kunnen, zodat peuters vrij zijn. Maar dat is niets voor Amber. Zij heeft thuis een compleet bedje: niet teveel verandering, oma!
Ze slaapt en slaapt, negen uur de andere ochtend ontbijten en glunderen we samen op het grote bed.
Dan gaan we winkelen, wonder boven wonder wil ze schoenen passen. De oude laten we achter en met nieuwe stoere laarzen lopen we naar de boekwinkel. Natuurlijk.
In de namiddag lees ik voor uit het nieuwe boek, het gaat over een krokodil. Er is ook een tekening met een moedereend en vier kuikens.
Mijn loge wordt onrustig.
Ze telt de dieren: ‘Eén, twee, tien. Nee, oma Lillie, één, twee, tien. NEE!’
‘Amber, wat bedoel je? Ik zie er één, twee, drie, vier, vijf. Dat klopt toch?’
‘NEE.’
Later teken ik er een eend bij. Thuis zijn zij ook met z’n zessen.
‘Kijk eens, zo goed?’
Ze kruipt dicht tegen me aan, ze knikt.
‘Eén, twee, tien. Ja!’ Háár gezin is compleet.
Maandag mis ík haar.

Oma Willie, 14 oktober 2016

This entry was posted in Kleinkinderen. Bookmark the permalink.

One Response to ‘Eén, twee, tien!’

  1. Riet says:

    Wat een heerlijk verhaal. Ik zie jullie zó voor me.