Twee talen en één oma

Encore une fois afgereisd, de auto raasde door een regenachtige landschap, twaalf uur lang. Blauwe lucht in geen velden of wegen te zien, laat staan een opklaring. Geen nood wat dat betreft, wij maken het, terwijl de motor zachtjes ronkt, binnen gezellig met snoep en koek. Met vragen en antwoorden, met cd’s uit de oude doos. Soms zingen we mee.

‘Kijk Lisa, daar zijn opa en oma.’
Ik houd wat afstand, want ze ziet mij niet elke week. Ze moet vast wennen. Verkeerd gedacht. Met haar armen wijd, komt de Franse kleine kleindochter naar ons toe gehuppeld.
‘Oma, oma.’ De regen is vergeten, de ‘opklaring’ legt een handje om mijn nek.

‘Willen jullie wat drinken? Een wijntje?’
We gaan naar de woonkamer, we proosten op de vakantie, de goede reis, de sneeuw die nog verwacht wordt, de zon die zeker komt, op de tweede verjaardag van Lisa, eigenlijk op alles.

‘Lisa, kom je bij ons zitten? Kom maar, kom maar.’
Opa schuift een beetje op, de kleine meid probeert op de bank te klimmen.
‘Kom maarrr, kom maarrr,’ herhaalt ze.
Mijn taal-ijs is gebroken. Waar ik vorig bezoek nog eerst lapin en daarna pas ‘konijn’ zei, of fromage en dan pas ‘kaas’, omdat ik het zo zielig vond dat ze haar eerste woordjes van oma niet zou begrijpen, neemt ze nu zélf het heft in handen en brabbelt alles terug wat ik zeg.

Dat leidt tot geweldige constructies van de tweejarige:
‘Een kikker dit: Kwak, kwak.’
On y va naar de speeltuin?’
‘Oma, oma, on joue met de bal?’
‘Sttt, de pop dort.’
‘Oma? On lis een boek?’

Het is niet tegen dovenmansoren gezegd. Ik lees voor. Uit haar Nederlandse boekenkast komen Kikker, Nijntje, Dikkie Dik, Boer Boris en Gruffalo tevoorschijn: kinderlitaratuur die ik -ervaren oma- uit mijn hoofd ken. Maar, áls ik een fout maak, verbetert la petite mademoiselle mij:
C’est kikker oma, pas un cochon.’
C’est Sam, pas la petite soeur.’
Van verbazing zucht ik heel eventjes.
‘Oma, tu respires, c’est dur?’
‘Nee hoor, mop. Ik ben gewoon onder de indruk.’
‘Oma, ça va?’
‘Zeker, Lisa, ça va.’

In de namiddag valt ze, blauwe plek, beetje bloed, geen tranen. Oma schrikt.
‘Lisa, ça va?’
‘Zekerrr, zekerrr.’

Gelukkig vertrekt mijn trein pas over zes dagen. Dan wordt het voor oma echt dur.

Oma Willie, 9 april 2016
l’Argentière-la-Bessée

This entry was posted in Kleinkinderen, Taal. Bookmark the permalink.

Comments are closed.