Buitenbeentjes


Zijn beentjes wilden naar buiten, weer of geen weer. Hij kon nog maar net lopen of de klink van de buitendeur moest in ‘kinderstand’. Want de dreumes zocht altijd buitenlucht.
Soms vond moeder het echt te koud of te nat en hield hem binnen. Gelaten ging hij dan voor het raam naar buiten staren of tekende met zijn vinger op het vensterglas hoe hij buiten zou gaan spelen. Moeder zag het aan en ging overstag: gehuld in een groen overalletje en rode laarzen was hij subiet buiten.
Hij speelde met gemak drie uur aan een stuk in de achtertuin. Niet dat de tuin zo groot was, allesbehalve, maar de benjamin had er genoeg te doen.
Er stonden in het voorjaar wat viooltjes in een border rechts. Niet lang dus. De kleine buitenman schepte ze vakkundig in zijn kruiwagen en verhuisde de plantjes één voor één naar de overzijde.
Daar had hij eerst bloembollen uit de grond gepeuterd, die in een emmertje bewaard werden, om later onder een struik te verstoppen. Daarna croste hij op zijn driewieler van links naar rechts en hield grote verhalen tegen de koolmezen en de mussen.
Tientallen lege conservenblikjes vulde hij met aarde en pootte er madeliefjes of grassprieten in. De regenton diende als irrigatie voor zijn gewas. Ook waste hij zijn fietsje of boende zijn laarsjes. Kleddernat speelde hij door. Al vroeg een bikkel.
Tegen koffietijd zette ik een bekertje ‘roosfiesee’ buiten, een trommeltje met stukjes banaan en een brokje kaas. Moeder had binnen haar pauze, zoontje bleef liever buiten. Als een echte werkman ging hij dan op de rand van de zandbak zitten, at en dronk. Nam daar overigens niet teveel tijd voor, in zijn koppie waren nog veel plannen. Bijvoorbeeld: zand verzetten, stenen vegen, aarde verplaatsen of takken stapelen.
Jaren later, toen hij zijn horizon mocht én kon vergroten stapte hij op zijn rode fietsje en trok de polder in. Ongerust over zijn thuiskomst was ik nooit. Zijn witte krullenkop werd minutieus gevolg door Max, onze trouwe viervoeter. Zag je Rogier, zag je Max. Het kwam altijd goed.
Maar die beentjes gingen steeds verder naar buiten, vrijheid zoekend.
Ineens was daar de hengel, de vissen rondom Woubrugge hebben het geweten. Dagen en nachten gooide hij aan de waterkant zijn aas uit. Wormen, maden, kunstvliegen en beetverklikkers in zijn viskoffer: de jongste zoon ging op stap. Hij nam brood en een slaapzak mee en voelde de vrijheid.
Natuurlijk was er school en waren er andere verplichtingen. Maar allemaal ondergeschikt aan vrijheid. ( “Als ik mijn huiswerk maak, mag in dan naar buiten? Als ik een krantenwijk loop, mag ik kopen wat ik wil?”)
De hengel werd een klimtouw. En nog één. En nog één. Zijn benen gingen op stap naar verre oorden met imposante bergen. Naar buiten, verder dan ik ooit voor mogelijk hield.
Die buitenbeentjes werden kloekmoedige buitenbenen, gespierd en krachtig. Geen berg te hoog, geen sneeuw te diep. Geen nacht te donker, geen onweer te heftig.
Onverwacht gaat het mis. Tijdens een vrolijke zonnige zondagmiddag is er averij, een nare val met zijn ski’s. Eén buitenbeen gaat in het gips.
Het complete ‘buitenbeentje’ van de familie moet nu zes weken binnenblijven.
Bon courage!

This entry was posted in Kinderen. Bookmark the permalink.

3 Responses to Buitenbeentjes

  1. Saulius says:

    Nu begrijp ik wel waarom “Elektrieke Willie” zo verdrietig was vorige woensdag.
    Alles komt goed, dat zul je zien.