Vragen

Er werd ook deze zomer veel gelogeerd in ons huis. Vandaag, na liters melk, tientallen broden, kilo’s appels en trossen bananen, daalt de rust neer. Ik moet nog een paar wassen draaien, blokken en poppen in de juiste doos stoppen, dertig jaar oude Donald Ducken weer naar zolder sjouwen. Daarna dient onherroepelijk ook het grote gemis aan. Gelukkig zijn de herinneringen aan deze twee heerlijke vrolijke zomerweken. Zoet en weldadig.
Er kwam een klein manneke, de jongste van het vijfkoppig-logeer-stel. Hij maakte zijn wensen kenbaar door een gulle glimlach te toveren op zijn bolle toet en ‘terloops’ te wijzen naar zaken waar hij dringend behoefte aan dacht te hebben. Aldus geschiedde.
Er waren vier oudere kleinkinderen, nogal talig, zij vroegen zich veel af. Oma’s oren toeterden flink.
Kortom, twee meiden en hun broertje uit het ene dochtergezin en twee meiden met hun dreadlocks uit het andere dochtergezin namen bezit van ons huis.
En samen met hen de vragen.
Hannah:
‘Oma, wat is het verschil tussen kapot en stuk?’
‘Oma, waarom is vroeger vroeger?’
‘Oma, wat was er allemaal niet vroeger?’
‘Oma, waarom draag je rode oorbellen bij een rode jurk?’
‘Oma, als er brand is, wat neem je dan mee?’
‘Oma, wat is verborgen?’
‘Oma, waarom schuimt schuim eigenlijk?’
‘Oma, wat is verschil tussen bibberen en beven?’
‘Oma, waar is vlees echt van gemaakt?’
‘Oma, wie was er eerder: mijn mama of tante Marieke?’
Feline:
‘Oma, gaat het paardje nu naar zijn holletje?’
‘Oma, ben ik nu niet stuk?’
‘Oma, eet poesje ook stro?’
‘Oma, ik ben drie, en jij?’
‘Oma, wil jij mijn splinter vangen?’
‘Oma, mag ik een koets en twee paarden?’
‘Oma, wil je voor mij centen kopen?
‘Oma, lust jij een dood vogeltje?’
‘Oma, hoe kun jij lezen?’
Lilian:
‘Oma, verft de kapper jouw haar met gewone verf van een huis?’
‘Oma, hoeveel broers heb jij?’
‘Oma, wat is duurder de trein of de bus?’
‘Oma, hoe werkt een riool?’
‘Oma, kan een poes denken?’
‘Oma, waarom is het tachtig en geen achtig?’
‘Oma, als je dood bent, wat weet je dan nog?’
‘Oma, wie maakt geld?
‘Oma, hoe vliegt een luchtballon?’
Micki:
‘Oma, wat is helium?’
‘Oma, hoeveel kilometer is het naar Egypte?’
‘Oma, wat is een ziel?’
‘Oma, waarom hou je van ons?’
‘Oma, weet je een leuk onderwerp voor mijn spreekbeurt?
‘Oma, mag ik je e-reader even lenen?’
‘Oma, waarom is er oorlog?’
‘Oma, geloof jij in God?’
‘Oma, spreek jij alle talen?’

Achter alle vragen een verhaal, een wandeling, een reisje, een gebeurtenis, een gedachte, een observatie, een ervaring.
Maar we aten ook ijsjes, pannenkoeken en dropveters.

Willie, 24 augustus 2013

This entry was posted in Kleinkinderen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.