Geur van Geluk

Een stukje verderop, in onze binnenstad, komt er in een oude gracht een nieuw rioolstelsel. In de gracht, onder het water. Dat is een heel gedoe.
Allereerst moet er een stevige dam gelegd worden, daarvoor is lekkere vette klei aangevoerd. De waterspiegel is bijna een meter gezakt.
Grote mannen, in nog grotere rubberen liesbroeken, verschijnen. Zij kuieren, alsof het niets is, door de blub en het slijk van de bijna drooggevallen gracht. Maar eerst hebben deze jongens, met hun eeltige handen, een moedereend met haar kroost in veiligheid gebracht. Het gezinnetje snatert nu aan de andere kant van de dijk.
Dan komen grote graafmachines, altijd tot de verbeelding sprekend. Het gehap en gesnap, net als in de Barbabapa boeken, is niet van de lucht. Druipende modder een metertje naar daar, een kilootje slijk een metertje naar hier. Dit allemaal onder toeziend oog van een jonge meneer met een witte helm op. Hij draagt geen liesbroek. Wel een keurige jeans en het jack van zijn zeilboot. Zo kan iedereen zien dat hij ‘iets met water’ heeft. Als jongetje heeft hij zeker veel dijken gebouwd. Ging daarna ‘iets met water’ studeren en nu kan hij aanwijzingen geven. Hij heeft op een papier staan wat de noeste mannen onder de voormalige waterspiegel moeten doen. Zij draaien eens een shagje en knikken.
Blurb, stap. Hun grote laarzen zuigen zich in de loop van de dag vaster in de modder. Zij zweten en versjouwen dikke riolen en sluiten de buizen.
Als zelfbenoemde stadse loop ik er langs en verbaas me over het tafereel. Ik weet van riolen en buizenstelsels, maar wat een klus. Als het water straks opnieuw in de gracht, én de poep door de buizen golft, vind ik het na een dag alweer gewoon dat afvoerputjes hun dagelijks opgedragen werk doen.
Ineens, ik sta nog aan de kade in mijn mijmerstand, hoor ik achter me:
‘Je vraagt je welis af of we nog welvaart in dit land hebben, dame, maar dit noem ik welvaart. Op onze drollen geen vliegen’.
Met die gedachte vervolg ik mijn weg, de spreker gelijk gevend. Blijft de vraag wat welvaart is.
Een riolenstelsel? Zeker.
Goed onderwijs? Buiten kijf.
Water en warmte, brood en spelen? Het behoeft allemaal geen discussie.
Vrijheid en onderdak? Evident.
Gezondheidszorg en beschermende kleding? Gewis.
Tevredenheid en geluk? Ehh…
Dezelfde middag drink ik koffie op een terras, naast mij is het tafeltje bezet door drie jonge blonde mooie mama’s. Er zijn er meer van in Nederland, laten we zeggen: er zijn er dertien in een dozijn. Hun werklaarzen zijn zilverkleurig. Zij dragen witte skinnies en hippe topjes. Het haar is gestyled, in hun oortjes hangen grote zilveren oorbellen. Weinig make-up, lijkt. Nagels van een lengte die verraden, dat zij niet elke dag in een rioolputje leeg pulken. Natuurlijk drinken zij verse muntthee, zonder suiker, knabbelen mondjesmaat aan hun koekjes. De welvaart straalt er vanaf.
Ik roer een rondje in mijn koffie en hoor: ‘Zij? Zij laat haar kids erbij lopen in een T-shirt van H&M. Ik laat de mijne er nog niet eens in slápen. Kom zeg.’
Ze trekt nuffig met haar blinkende voortanden een velletje van haar wijsvinger en er volgt een theatrale zucht. Dan controleert zij haar andere vingers en staat gehaast op.
‘Lady’s, ik ga. Ik kon deze ochtend ook al niet douchen. Wat een orthodox gedoe, konden ze niet zorgen voor extra watertoevoer? Twee keer een ochtend zonder water, leven we misschien in de middeleeuwen?’
Haar vriendinnen beamen gretig, twee ochtenden zonder water en slapen in een T-shirt van Hennes en Maurits. Wat een wereld. Horribel.
Haar hakken klikken het terras af, haar weg naar huis gaat langs de gracht. De mannen zijn bijna klaar met hun geurige werk, ze kijken op en glimlachen.
‘Ha, mooie meid, waar gaat dat zo alleen naar toe?’
Onverstoord in haar nuffigheid: ’EINDELIJK weer eens douchen!’
‘We komen je wel even helpen. Hebbie water en zeep?’
Ze snift een paar maal, herschikt haar haar en bijt de mannen toe:
‘Water? Dat is toch iets wat gewoon uit de kraan komt? Nou, hier dus niet’.
‘Gossegos, mevrouw is boos. Nest.’
De mannen halen hun schouders op en voltooien hun werk, zodat de stad weer kan wassen en plassen. En ‘s avonds zingen zij stoere liedjes voor hun koters, die in frisgewassen pyjamaatjes van de Hennes, zachtjes in slaap vallen. Het is nu de geur van geluk, die de slaapkamertjes binnen wolkt.
Ik hoop ook bij de kids van de mooie mama’s van het terras.

Willie, 7 juli 2013

This entry was posted in In en om de Keizerstraat, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.