‘Hallo wereld’

Klop, klop. Klop, tik, eh, tikje. Geïmponeerd door zijn monumentale verschijning klop ik liever zachtjes op zijn grote schild. Als ik naar beneden kijk zie ik degelijke schoenen. Naar boven een helm, een oversized bril die tegen gevaarlijke omstandigheden bestand is. Onder die mega bril hangt nog een schermpje van oranje doorzichtig plastic. Zo loopt zijn gebit geen gevaar. Om zijn knieën zijn beschermers gegespt. Zijn handen lijken op klauwen van een adelaar; wat hij pakt ontkomt niet zo snel aan zijn grip.
Goed. Bij deze man klop ik dus aan om hem iets te vragen. In eerste instantie geeft hij geen sjoege, zijn ogen, zijn oren, zijn hele statuur is gespitst op onrust en rel. Niet op een voorzichtig klopje.
Opnieuw geprobeerd: Klop, klop. KLOP! KLOP! Ik wil informatie, mijn vraag is simpel. Deze diender kan hem zeker beantwoorden, hij hangt niet voor niets vol met attributen.
De man is, zoals gezegd, groot en breed. Met mijn lengte van 1.68 m. kom ik nauwelijks tot zijn kin. Desondanks ik laat me niet snel van de wijs brengen. Van kluitjes in het riet hou ik niet, zeker wanneer het gaat om de veiligheid van mijn kleinkinderen. Welk gevaar dreigt vanmiddag op dit plein, Amsterdam-Bijlmer-Arena, er als er zoveel politiemacht op de been is? Wij gaan toch gewoon naar Kinderen Voor Kinderen? Leuk, in de Heineken Muscic Hall, met duizenden opgewonden snoetjes, met vlaggetjes en met dromen? Zingen dat de wereld van mij is?
De grote meneer met schild ontdoet zich even van zijn masker, kijkt mij aan en mompelt: ’Eh, ja mevrouw?’
‘Meneer, straks wil ik om negen uur naar huis. Is dat veilig?’
Zijn ene voet verzet hij even naar achteren, zijn schouders verstrammen zich in de positie waarvoor hij is ingehuurd. Hij, handhaver van de wet, zodat onstuimige voetbalsupporters (oh!), argeloze oma’s en vrolijke festival-gangertjes deze avond allemaal kunnen doen waarvoor ze komen. Genieten. Van een bal die rolt, of van liedjes die swingen.
‘Maakt u zich geen zorgen. U ligt allang in bed als hier de Arena-poorten weer opengaan. Inclusief de kinderen.’
‘Gelukkig, ik wens u een rustige avond.’
Hij knikt en gromt iets binnensmonds, trekt zijn vizier recht en beent de massa in.
Ik vervolg mijn weg als een vreemde eend in deze supporters-bijt, waar het bier rijkelijk vloeit. Alles is groot, veel en meer. Maar daar kwam ik niet voor. De afspraak is om zes uur voor de ingang van de HMH, niet te missen. Links en rechts spioneren mijn ogen, dochter met haar twee dochters zullen toch wel een parkeerplek gevonden hebben?
‘Oma!’ Kussen en knuffels op het grote plein, waar werelden van verschil bovenmatig tegenwoordig zijn.
Gevieren wandelen we naar binnen. De meisjes een krijgen een lampje, hun mama en ik een gevoel van heimwee. Op de achtergrond klinkt de tune van een tweedehands jas en het onbewoonde eiland alsof de tijd heeft stilgestaan.
De kinderen huppelen voor ons uit, de wereld is van hen. Ook van ons, maar met herinneringen en ervaringen.

This entry was posted in Kleinkinderen, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.