Ça va bien

Zeven jaar precies heeft het geduurd. Zeven jaar heb ik verbruikt om mijn ski’s in de goede richting te krijgen en te houden, zodat zij, -eindelijk- met mij in sierlijke bochten de pistes afdaalden. Zonder averij.
Het was 2005. De sneeuw maakte een sprookje van de ongenaakbare bergen in het Alpenland. Wij verpoosden daar twee weken, samen met de Hollandse kinderen, in het huis van de geëmigreerde jongste.
Nauwelijks waren bij het ontbijt de pains au chocolat achter de kiezen verdwenen, of er ontstond een rumoerige Babylonische spraakspanning. Snel nog een slok koffie, een stuk Brie of Camenbert, maar dan:
‘Wie heeft mijn handschoenen gezien?’
‘Heb jij mijn sneeuwbril opgeruimd?’
‘Waar is mijn helm?’
‘Heb je genoeg water bij je?’
‘Ik neem een paar bananen mee.’
‘Oh, mijn stokken? Gisteren stonden ze nog in de gang.’
‘Heb jij je portemonnee bij je?’
‘Getverderrie, mijn binnenschoenen zijn nog nat.’
‘Nemen we een dagkaart?’
‘Waar gaan we lunchen? Op 1400 of 1600?’
‘Ik wil off-piste. Gaat er iemand mee?’
‘Kom, we gaan. Hebben we de eerste lift.’
‘Even wachten. Ik zoek mijn sjaal.’
‘Kom we gaan. Mam, tot vanavond. We zijn rond zessen terug.’
Aldus geschiedde. Mam bleef achter, ruimde wat op, wandelende wat, deed boodschappen en verwelkomde ‘s avonds bedeesd de horde hongerige en roodgekoonde skiërs.
Dan kwamen er drieste verhalen, niet te kort. Wie over de kop ging, wie daarna volgde, wie de slappe lach kreeg na een woeste buiteling. Wie rigoureus een boom omarmde, wie in de lift bleef zitten, wie onverschrokken in mist en sneeuw toch nog de zwarte piste af durfde. Wie wie inhaalde, wie zich ten langen leste overgaf aan snelheid en souplesse. Wie lekkerste crêpes had gegeten en wie de warmste Glühwein had gedronken.
Zeven jaar lang heeft mam dit aangehoord. Zij skiede af en toe wel een beetje, genoot dan van de witte sneeuw op de groene piste. Maar daar komen geen verhalen van.
Misschien, omdat zeven een heilig getal is, gebeurde het dit jaar.
Op nieuwjaarsdag verraste ik mezelf, in arren moede, met twee privélessen.
De ski-juf begreep mijn bevende benen en bibberende aarzeling. Wat een kanjer, Christelle, mon institutrice! Alle angstcellen voor hoge pistes, enge liften, suizende snowboarders, ijzige afdalingen en goedbedoelde, maar euvele opmerkingen smolten onder haar leiding als sneeuw voor de zon.(!) De pistes verschoten zomaar van kleur.
‘Ça va bien, Willie’. Het klonk als muziek in de oren. ‘Ça va bien. Ça va bien.’
Zeven jaar had ik dus nodig om mijn bedenkingen te laten verdwijnen en ruimte te geven aan durf en fiducie.
Het is 2012. Na de pains au chocolat zoek ik nu fier mijn stokken, mijn bril, mijn schoenen en regel ik mijn lunch op de piste. Mam heeft nu ook spannende grote verhalen als zij -roodgekoond- tegen zessen, naast de houtkachel geniet van een vin chaud.
Zeven jaar. En dat op 01-01-2012. De numerologen zouden er wat van denken.

Willie, 10 januari 2012

This entry was posted in Familie, Reizen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.