Licht van gewicht

Opnieuw trek ik mijn wandelschoenen aan, om huis aan huis te collecteren voor KWF Kankerbestrijding.
Met een vrolijke jas, de lippen bijpassend gestift, bel ik aan bij elke bel, klop ik op een raam of klepper ik met een brievenbus. Mijn wijk beslaat vier straten, in totaal ruim 120 bellen, klopjes of klepperijen.
Vrolijke jas. Zeker. Want geld verzamelen gaat beter in luchtig blauw dan in mat grijs. Bij mijn complete collectanten-outfit draag ik nog een fleurige sjaal, overigens weer niet te uitbundig. Gevers moeten wel fiducie in mij hebben.
Daarnaast ben ik goed voorbereid, want mijn rayonhoofd heeft een soort goodie bag samengesteld met een pen, een stratenplan, een kaartje met mijn naam erop, een boekje met voordeelbonnen (een tweede BH met korting) en een naslagwerkje met vragen en zeer geruststellende antwoorden.
Bijvoorbeeld: ‘Hoeveel verdient de directeur van het KWF?’ Antwoord: ‘Niet meer dan het hoogste ambtelijke salaris op een ministerie.’ Lijkt me aannemelijk in het huidige tijdsgewricht.
Het boekje vertelt me tevens dat ik tussen 16.00 uur en 20.00 uur moet collecteren. Misschien is dit overal in Nederland the finest hour to collect, maar niet in mijn wijk. Werkende ouders, schoolgaande kinderen, iedereen is in de namiddag nog volop in bedrijf. In de trein, in de file, in de rij bij AH, naar sport, naar de BSO of de NSO. Of naar de OO, de OmaOpvang.
Ook staat er mijn naslagwerkje dat ik nieuwe Nederlanders hetzelfde moet benaderen als iedereen.
‘Dag, bent u een nieuwe Nederlander of een oude?’
‘Gelukkig, want ik benader u hetzelfde!’
Kortom, veel vriendelijk gekrabbel voor dat ene goede doel: geld voor onderzoek.
Tegen vijven, als de straat ruikt naar de avonddis, ga ik op pad. Wie niet thuis is of zich koleirig verschuilt achter een gordijn kan rekenen op een volgend bezoek. Morgen misschien, of overmorgen.
‘Goedenmiddag. Ik collecteer voor het KWF. “
Meestal is deze aankondiging genoeg en hoeft de vraag om geld niet gesteld.
Er komen er muntjes, soms briefjes uit een portemonnee. Ik wend bescheiden mijn hoofd af. Ook dat hoort tot het vak der collectanten: ogen sluiten en herinneringen verwijderen. Wie gaf wat en hoeveel? Not done.
Maar toch. Al kijk ik niet, ik hoor wat trots gezegd, bedremmeld gestameld of vief verkondigd wordt. Een kleine greep uit de vele mededelingen die mij ter ore kwam:
-‘Nee, ik doe niet aan kanker.’- Ehh?
-‘Even in mijn broekzak voelen.’- Tja.
-‘Wij gireren al’.- Heb ik vaker gehoord.
-‘Heb geen kleingeld’.- Is bestrijding van kanker geen groot geld waard?
-‘Heb wel 5 euro, maar dat is te weinig, kom je morgen terug?’- Wel, natuurlijk.
-‘Ja, hoor, de enveloppe ligt al klaar’.- Mooi.
-‘Ik gireer elke maand, maar anders loop jij voor niets.’- Door mijn wimpers zag ik stiekem dat mijn bus verrijkt werd met 25 euro. Kijk.
-‘Gisteren was ik in Parijs. Nu ben ik blut.’- Guttegut.
-‘Hier is het potje voor de parkeerautomaat.’- Ook een optie.
Als het donkert wandel ik naar huis. Mijn bus is zwaar, gevuld met staal, koper en nikkel. Liever heb ik een lichtere opbrengst. Kanker als een ver-van-mijn-bed-show, vertaald in muntjes.
Totdat. Totdat de volgende morgen onze brievenbus heel zachtjes geopend wordt. Op de mat landt onhoorbaar een enveloppe. Geen gerinkel en gekletter van munten.
‘Bijdrage voor het KWF’, staat erop.
Licht van gewicht, zwaar van inhoud.

Willie
1 Oktober 2011

This entry was posted in In en om de Keizerstraat, Verhalen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.