Me and my Mac

Aan het eind van onze lange keuken heb ik mijn eigen domein. Twintig vierkante meter om te denken, te lezen, te fantaseren en te schrijven. Een pluize plek, veilig tussen gedichtenbundels, tijdschriften en kleurtjes. Maar bovenal in de luwte van een Apple/iMac. Waar de ‘i’ staat voor individueel, instrueren, informeren en inspireren, zo leer ik op de site van Apple. Da’s niet niks. Overigens, de fruitariër Steve Jobs koos de naam Apple.
Een Apple’tje voor de dorst werd het ook nog. Als klap op de vuurpijl lees ik, dat Mac staat voor McIntosh, een geliefde appelsoort van een van de ontwerpers van het programma. Appeltje, appeltje dus. Hoe simpel.
Terug naar mijn iMac. Strak en groots, in sjiek zilvergrijs, is hij mijn steun en toeverlaat bij het mailen naar vrienden, het skypen naar geliefden, het schrijven van teksten, het zoeken naar synoniemen, het googlen naar vergeten regels of wetenswaardigheden. Mijn directe verbinding met de wereld: stantepede overzicht van het weer, het nieuws of het spoorboekje. Kortom, onmisbaar.
Wie had dat gedacht. Ik heb slechts een tinnen huwelijk met het fenomeen “computeren”. Een huwelijk dat niet van een leien dakje ging in de beginperiode.
Wat is wat en waarom op ‘Start’ drukken als ik wil afsluiten? Kinderen in stad en ommelanden bleven geduldig uitleggen en ondersteunen. Ik volgde cursussen digitale vaardigheden in tweevoud, dezelfde uitleg op maandag en op vrijdag.
Toen was daar het kwartje, het viel en bleef liggen.
Er kwam derhalve een heuse iMac, want ‘Mam, die zijn gebruiksvriendelijk, mooi en gedistingeerd. Wel een beetje duurder, maar dat is geen probleem, toch?’
Die iMac heeft zeven jaar staan vrolijk staan knorren, heeft gedaan wat ie moest doen. Heeft geduldig mijn fouten vergeven en ze opgelost waar nodig. Heeft me mijn lief helpen vinden en contacten verstevigd met vriend en -soms- met vijand. Hij heeft me lessen voor NT2 laten bedenken en de liefde voor schrijven doen ervaren. Heeft me rust gegeven wanneer ik mijn dwarrelende gedachten op het beeldscherm zag verschijnen. Alle i’s heeft hij me gebracht.
Het is januari 2011 wanneer oud inruil voor nieuw. Groter, mooier, nog zilvergrijzer, nog meer gemak en inhoud, nog meer Mac. Ook platter, dat is de trend. Ik werk en schrijf dat het een lieve lust is. Helemaal in mijn element.
Tot dat. Oeps.
Ineens is er de Kernel Panic, een wonderlijke foutmelding die met een jammerend fluitsignaal mijn pastorale rust verstoord. Mijn scherm gaat in ‘t grijs, mijn muis weigert en mijn schrik weet het even niet meer.
Kennelijk paniek, bij mij zeker. Veel raadgevingen verder en uren later laat mijn nieuwe brein me wederom in de steek. Ik doe alles wat voorgeschreven is bij panic, de stekkers eruit, alles ontkoppelen, opnieuw opstarten, allerlei codes invullen op onbegrijpelijke vragen, liefkijken, toespreken, binnensmonds onoorbare woorden miespelen, vervolgens de moed opgegeven. Geliefden naar een alarmfase dirigeren, hulpbronnen aan kruisverhoren onderwerpen. Tevergeefs, niets en niemand brengt kleur op mijn scherm. Nog minder op mijn wangen.
Panic niet alleen omdat dat stomme ding het niet meer doet, maar ik verbaas me over mijn humeur. Gelijk met het grijs en de signaalfluit is mijn hum tot een dieptepunt gedaald.
Want, nu mijn Mac naar de reparateur is lijkt het of ik ook mijn stek kwijt ben. Boeken willen niet meer gelezen, kleurtjes verbleken en tijdschrijven lijken overbodig. Ineens mis ik de ‘i’. Mijn Individuele plekje is leeg, de Inspiratie komt niet meer, van Instrueren komt geen hout meer terecht en Informatie vind ik niet op een leeg bureau.
In arren moede pak ik mijn potlood op en zet me aan het werk. Niets, terwijl mijn Mac en ik, toen in gelukkige uren, al zoveel hebben genoteerd. Als vanzelf.
Daarnaast verlang ik naar de terloopse contacten via de mail, live-beelden die Skype verzorgt. Het lijkt erop dat ik stiekem toch een digitale snacker geworden ben.

Ineens, onverwacht, is hij terug van de reparateur, met een nieuw geheugen. Als vanouds zoemt het vertrouwde geluid in mijn oren. In volle glorie, zich van geen kwaad bewust, doet mijn Mac wat ik van hem vraag. Ik poets liefdevol wat stof weg, haal de rekening voorzichtig los. Een plakbandje verwijder ik later wel, eerst even vertellen aan een bezorgde zoon in de bergen dat zijn digitale moeder aanspreekbaar is. Zelfs weer met Skype.
‘Ik hoor je niet, mam.’
‘Staat je microfoon aan?’
‘Ja.’
‘Ik hoor je niet. Shit.”
‘Uhh?’
‘Luister, als je nu precies doe wat ik zeg, dan kijken we even naar dit probleem.’
Ik gehoorzaam. Ik klik op toetsen, verwijder en sleep op commando.
Maar mijn stem wordt niet gehoord.
Een uur later blijkt de mooie Mac mijn woorden immer niet door sturen.
‘Mam, wil je even het ronde gaatje zoeken boven je beeldscherm? Dat is de microfoon.’
‘Ja?? Maar daar zit een plakbandje op waar de rekening aan vast zat, ik moet nog even een iets zoeken om het veilig te verwijderen.’
De schaterlach aan de andere kant van de lijn echoot over de hoge toppen. Het schaamrood hier doet zijn werk.
Me and my Mac.
Me and my plakbandje.

Willie, 22 juni 2011

This entry was posted in Kinderen, Taal, Verhalen, werk. Bookmark the permalink.

Comments are closed.