Amsterdam

Drie strippen stempel af ik in bus 15. Een rit van bijna een half uur. Ik kijk mijn ogen uit in het Amsterdam van de vroege morgen. Een gebogen opa, in een zuinig bewaarde oudmodische grijze pantalon, met een te wijde boord in zijn verdunde nek, een groezige stropdas, een te grote, in een plooi vallend colbert, schuift op zijn versleten doch glimmende schoenen de bus in. “Marie, zit je erin?” roept hij vragend. Geen Marie te bekennen en zonder blikken of blozen verlaat hij via de uitgang de bus. De grote -maat Goliath- chauffeur wacht geduldig tot opa weer op de stoep staat. Hij kent zijn pappenheimers.
Gehakt en gekruld vraagt een pittige dame aan Goliath om vier strippen. Haar vergissing, toch drie, wordt een aanleiding tot een heuse opstoot. Hij is niet van zins om haar tegemoet te komen, zij niet om haar schouders op te halen over deze ene strip. “Klootzak” komt uit haar keurig opgemaakte mondje. Klinkt eigenlijk best grappig. Onze bestuurder denkt daar anders over, komt overeind, vergeet voor een moment zijn verantwoordelijkheid en zijn cursus “omgaan met brutale klanten”, verlaat zijn hokje en maakt zich groot. Eenmaal op formaat Bokito laat ie zijn stem schallen en vertelt in onvervalst Amsterdams dat hij zich zo niet laat noemen. Dan gebeurt voor mij het ongelofelijke: de dame wordt ook groter en groter en blijft bij haar bewering. Tjee. Geen ‘Opzij’ in haar tasje, geen tuinbroek als pantser, geen vale gelaatsuitdrukking. Deze dame staat haar mannetje op haar natuurlijke manier. Bokito krimpt wat in en herinnert zich ineens weer zijn taak: sturen door het Amsterdamse verkeer met de taxi’s, de trams, de toeristen op de fiets, de PC tractoren en de vrachtauto’s van Heineken en allerhande besteldiensten. Gelijk heeft ie.
Twee dagen later reis ik opieuw met lijn 15. Voor de tweede maal aanschouw ik het tafereel van de opa in het grijze pak. Opa is onveranderd, zijn outfit ook. De figuranten, de passagiers en de chauffeur, zijn vervangen maar de Marie blijft gezocht en wordt gemist.
De busrit is mondiaal. Gouda heeft zijn Italianen. Delft zijn Fransen. Scheveningen zijn Duitsers. Volendam zijn Japanners. Den Haag zijn Engelsen. Maar Amsterdam heeft alles. De hele wereld lijkt verzameld in deze bus of trekt aan mijn oog voorbij. Zware rugzakken, gehaakte petten, rasta slingers, ondervoede jongelingen, vrolijke muzikanten, deftige zussen, tante Lenen en rondbortsige koopmannen. Simpele zielen, Joden, toiletdames, Arubanen, Marokkanen, verkoopsters van de Bijenkorf, Chinezen, diamantairs en politiejuffrouwen met hun ronde billen op hun blitse fietsen. Is het niet zo, dat men in Frankrijk zegt dat de hemel op aarde het Nederlandse politiekorps is? Peut-etre.
Ik ben op reis naar de zwangere dochter. Als we langs een bruidsmodewinkel rijden kan ik een glimlach niet onderdrukken. Nauwelijks een jaar geleden stroopten we half Nederland af voor de mooiste jurk, en wel maatje 36. Nu herbergt haar dikke buik een heel klein meiske, die er volgens de berekeningen wel uit mag. Toch blijft zij nog even in de beschutting van haar mama, terwijl wij witte lakentjes vouwen, oude en nieuwe truitjes stapelen, het wiegje nog mooiere en nog stakker opmaken, plantjes re-stylen, wassen ophangen of een matrasje gaan kopen. Dat laatste doen we op twee fietsen, een bric en een brac. We manouvreren zigzaggend en dwars door de stad, richting de Albert Cuijp. Dochter pront met haar ronde buik, het lijkt of zij overal en van iedereen voorrang krijgt. Ik volg haar trots.
De marktkoopman noemt haar “waiffie” en geeft haar goede raad mee: “Thuisblijven voorlopig en zeker niet meer fietsen, want water dat breekt, dat breekt!” Daar valt niets tegen in te brengen. We luisteren, Sofie knikt goedmoedig en ik geef hem misschien in mijn hart wel gelijk. Voor het gemak vergeet ik mijn strapatsen in het verkeer met twee kindertjes, een voor- en een achterop, en met dezelfde Sofie in mijn flinke bolle buik.
Maar dat was toen…

18 augustus 2007

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.