De Keizerstraat.

Het begin van onze straat, gerekend vanaf de Hoge Gouwe, wordt gekenmerkt door een stilleven van tientallen papegaaien en parkieten. In alle kenmerkende kleuren, eigen aan deze tropische vogelsoorten. Rood, geel, lila, paars, groen. Zij sieren de voorgevel van Cafe ‘de Zon’, zelfs in dit druilerige jaargetijde is het een warm entree. What’s in a name…
Al een jaar loop ik er elke dag voorbij, op weg naar werk of markt. ’s Morgens vroeg branden soms de fakkels nog: ’s avonds waren zij een baken voor de dorstige gast. Naast de fakkels, gestoken tussen enkele overblijfselen van ooit groenrijke plantenbakken, zwieberen aan haken ook een tweetal lantaarns. Met echte kaarsen. Druppelsgewijs hebben ze in de nachtelijke uren ook hun dienst gedaan, maar zijn gelijk met het opgaan van de zon gedoofd in hun eigen vet. Tja.
De uitbater van ons straatcafe heeft twee heel grote honden. De hellehonden van de Keizerstraat! Lichtbruine herders. Als afgesproken liggen zij speurend en wakend over onze straat, de een links en de ander rechts. Zij verroeren geen vin wanneer ik ’s morgens gedag zeg, evenmin bewegen zij, wanneer ik ’s avonds welgemoed langs hen wandel om huiswaarts te keren.
Vlak voor dit stadscafe is er een poortje. Een doorgang voor publiek met andere geneugten in het leven. Het genot van geloof van de zeventiende eeuw. Remonstranten, contra-remonstranten, gematigden, katholieken. Het (toen?) vrijzinnige Gouda herbergde gelovigen van allerhande kunne. Maar niet van lange duur. Maurits, de prins, dacht anders over vrijheid van godsdienst dan wij zo graag, anno 2007, willen horen en verbood gebedsdiensten van de “afvalligen”. Niet voor een gat te vangen kochten zij een stukje grond in de Keizerstraat en bouwden zich een kerk. Stiekem, dat wel. Nog vernuftiger was de dominee op de schaats. Predikte zijn heilsleer, sloeg prompt zijn doorlopers uit wanneer het letterlijk en figuurlijk te heet werd onder zijn ijzers. Ijsvogeltje genaamd, deze dominee.
Onze straat is slechts een paar honderd stappen lang, maar aan het eind gloreert de Barabaratoren en valt mijn oog op “T. Anders, Bezem- en
Borstelfabriek. Anno 1897”. De etalage verhaalt van decennia her, kleine gekleurde kerstboomkaarsjes, pannensponsen, kaarten met witte overhemdknoopjes. Kartonnetjes met grote en kleine drukkertjes, afwaskwasten, boenwas, zebra-kachelpoets. Kamizolen, benen kammen en natuurlijk de borstels. Van echt kokos, in sooten en maten. Er hangt een bordje voor de deur: OPEN.
Nadat in mijn mand heb volgekocht met kaarsen, nog meer kaarsen, met een kamisool voor een hoogzwangere dochter (Mam, kun jij die hemden van opa nog vinden? Die zitten zo lekker…) en met een harde en een zachte borstel vertelt meneer T. Anders van zijn grootpa en vader. Hoe zij eind 19de eeuw startten met een borstelfabriek. Een eeuw later sta ik met mijn mand (made in China) ademloos te luisteren naar het verhaal van een uitgestorven beroep.
Panta Rhei. Ik weet het. Maar toch. Wanneer de spieren van meneer T.Anders niet meer willen houdt het op. Vanuit zijn rolstoel zwaait hij mij gedag. Ik beloof hem terug te komen. Elke dag is daar de kans voor, tot ’s middags drie uur, want dan start hij zijn mobiele rolstoel en zoeft naar zijn bejaarde moeder. Mantelzorg, linksom of rechtsom.

NB.
Tot zo lang de gezondheid van meneer T. Anders het toelaat, is de winkel -gelegen tegenover de Barbaratoren- geopend.
Elke werkdag tot 15.oo uur.

Willie Lek
Keizerstraat 57
Gouda

28 februari 2007

This entry was posted in In en om de Keizerstraat. Bookmark the permalink.

Comments are closed.