Het regent kerst.

Het regent. Het regent dat het giet. Donkere wolken rijgen zich aaneen boven de grote kerken van Gouda. Niets en niemand ontziend zwiept de wind door de smalle straten van de binnenstad. In zijn zwiep neemt de krachtige storm de laatste herfstblaadjes mee. De jaarlijkse grote kerstboom uit Noorwegen staat gelukkig muurvast voor het frivole stadhuis. Mannen en mannetjes van de brandweer en van allerlei afdelingen van gemeentewerken hebben het er maar druk mee. Als het optuigen van zo’n gigantische boom al niet een klus van jewelste is, de weeromstandigheden maken het er niet makkelijker op. Boven in de hoogte hoogwerken zij daar: de mannen van ‘stavast’, de jongens van ‘Piet Hein’, de bonkige kerels. Grote en vervaarlijke klussen hebben zij geklaard, branden geblust, koeien en paarden van verdrinkingsdood gered, slachtoffers naar een veilig heenkomen getransporteerd. Hun waterafstotende kleding, zo hard nodig om zich te weren tegen het overvloedige bluswater, doet nu dienst als regenkleding. Grove handschoenen herbergen vandaag glinsterende kerstballen en klinkelende klokken. Met man en macht worden de waaiende sparrentakken in bedwang gehouden en vindt klok na bal de juiste plaats.
Onder de hoogwerker schuilen enkele maten. Zij schreeuwen aanwijzingen, draaien een Drum en klokken de ochtendkoffie naar binnen. Het lijkt niet eerlijk verdeeld: schuilers en versierders. De hierachie ontgaat me. Het zou kunnen zijn dat het te maken heeft met onuitgesproken regels, met gunsten of tradities.
Die van boven larderen hun vredelievende werk soms met krachttermen of krasse opmerkingen. Woorden die niet allemaal onder de kerstboom passen…
Tja. Het is ook geen gemakkelijke opgave. Kom er maar eens om bij windkracht 9. “Kling, klokje, klingelingeling”, deze onomatopee zou vandaag herschreven moeten worden.
“Arie, hangt ie al?” De rokende wachters trekken een grijns. Ze vinden hun vraag wel gepast en zeker met humor. Zo te zien denkt Natte Arie in zijn hoge bak daar anders over. Jammer, zijn antwoord wordt door de storm overstemd. Even later daalt hij theatraal, met donkere droppels op zijn zuidwester, behendig tot straatniveau. Hij stapt uit zijn hoogwerkersbak en neemt met enkele passen afstand van de boom, zet zijn werkschoenen op de kletsnatte keien flink uitelkaar, neigt iets achterover en laat zijn blik keurend van omhoog en naar omlaag gaan. Hij laat zijn kompanen voor wat ze zijn en trekt vergenoegd aan zijn shaggie.

Op kaarsjesavond is de wind gaan liggen en pronkt de boom op het marktplein. Ik weet niet of Arie tussen het duizendkoppige publiek staat, maar ik weet dat al deze kerstballen, klokken en lichtjes met grote, doch behoedzame handen zijn opgehangen.
Kling, klokje, kling.

Willie, 15 december 2006

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.