Een gelukkige schildpad

Feiten laten zich niet veranderen en alles is mogelijk wanneer er uit gegaan wordt van eigen kracht. Met deze instelling gaan lief en ik op pad om onder wakend oog van Rogier een route te klimmen. Het feit is, dat wij beiden niet meer zo piepjong zijn en bergen weinig mededogen hebben met aankomende grijsaards. Spieren zijn niet meer wat het was en trainingsschema’s zijn ingewisseld voor terrasje-zitten. Met alle bekende gevolgen.
Curieus genoeg zijn we wel overtuigd van onze power, slappe pap staat niet in ons woordenboek, en willen de monumentale berg beklimmen. In de ogen van Rogier lees ik een mengeling van trots, (welke moeder start nog haar klimcarrière op haar 58 ste?) en van nieuwsgierigheid. Zouden ze het durven, die twee?
We hobbelen met een kalm vaartje de berg op, optrekken, gas geven, even remmen: weer een bocht. Gefascineerd kijk ik naar de behendige stuurmanskunst van mijn franse zoon. Het is warm, de zon is duidelijk en laat er geen twijfel over bestaan dat het zomer is. In de diepte, de afgrond kabbelt een beekje, spreekwoordelijk mooi landschap. De beloofde berggeiten mekkeren rond.
Onze leermeester kwijt zich zorgvuldig van zijn taak. De onvermijdelijke gordel wordt omgegespt, de knopen gelegd en gecontroleerd en gecontroleerd. Nog nooit heb ik Rogier kunnen betrappen op onzorgvuldig werk, hij kent de handelingen op zijn duimpje, en toch is er die bedachtzaamheid. We staan op een klein plateau; onder ons jeneverbesstruiken, zwaar van de besjes. Ik weet nu al, dat na de klim er een zakje vol mee gaat: voor de zuurkool. De stenige bergwand ruikt naar een mengeling van kalk en koper. Een lucht die me altijd zal blijven herinneren aan onze ijverige gids. Een rol, die hij zo felbegeert en er ook komt, maar vooralsnog wordt gebotvierd op moeders en man.
“Leg altijd je helm neer als een gelukkige schildpad”. Uhh? Wat? Abuisje? Nadere uitleg leert ons dat een schilpad pas echt gelukkig is als het beestje op zijn pootjes staat, met zijn schild omhoog. Tot zover voor deze 50-plussers met een oerdegelijke biologiekennis niets nieuws onder de zon. Waarom dan toch deze erudiete opmerking op zo’n 1600 meter? Het heeft alles te maken met het eerder naar beneden kunnen vallen van het beschermende hoofddeksel wanneer het ligt als een ongelukkige schildpad. Tja.
We klimmen dat het een lieve lust is, maar na klimmen komt het onvermijdelijke abseilen. Benen gestrekt, schoenen plat tegen de berg en overgeven aan de zekerheid van het touw en de zekeraar, tientallen meters ver onder je. Geen krimp geven en gewoon gaan. Er van overtuigd zijn dat Rogier zijn moeder echt niet naar beneden laat kletteren. Tuurlijk niet, ik zit gewoon vanavond weer veilig met alle vrienden aan de Genepy. Proost, santé en cheers. Op je gezondheid. Ja ja. Voorlopig hang ik nog in de lucht en heb ik last van alles. Van de hoogte, van de touwen, van de bergen. Van een schildpad die gelukkig op mijn hoofd zit.
“Mam, gewoon doen, de touwen zijn sterk genoeg.” Het moest er nog eens bijkomen dat dat niet zo zou zijn!
“Krrssst”
“ROGIER!!!!!!!!”
“Ja?”
“Mijn band schiet los!” Met trillende benen probeer ik mijn vege lijf te redden en grijp de eerste de beste stronk. Tranen springen in mijn ogen en rollen over mijn wangen. De familie beneden geeft geen krimp en meldt mij droogjes dat de “Krrssst” slechts het losschieten van een sierklittenbandje was. Verbluffend snel ben ik even later beneden en maak me vanmiddag geen zorgen meer om het geluk van de torture.

Willie
19 september 2006

This entry was posted in Reizen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.