Kattenjamboree

Vanuit ons keukenraam hebben wij een riant uitzicht. Op bomen en braamstruiken, op vogels en vooral op katten! Katten in soorten en maten, mannetjes en vrouwtjes, van gitzwart tot roomwit. Rode, bruinige en gelapte.
Zij hebben hun domicilie zomaar midden in onze oude binnenstad. Een braak terreintje, ongerepte natuur, van enkele tientallen vierkante meters. Om te spelen, te jagen, te verpozen. Om kattenkwaad uit te halen.
Groen is er genoeg, in de winter steken kale takken de lucht in, maar nu, volzomer geeft het bladerdek alle privacy voor de Siepjes, de Mimi’s, de Tommen en de Grijsjes uit de buurt. Om dit ruige kaveltje, grenzend aan het Pottenbakkerssteegje, staat een hoge schutting. Te glad om met poezennageltjes te beklimmen. Maar wat een geluk voor deze viervoetertjes dat Gouda op drassige ondergrond is gebouwd. Een verzakte stoeptegel is namelijk de poort geworden tot dit poezenparadijs.
Ook is er een heuse portier, Baaskater. Dikke staart, dunne oogjes, doordachte pose: Baaskater houdt de wacht. Hij is groot, doorgaans gezwollen van opwinding en vooral heel aanwezig.
Liggend voor het gaatje beslist hij onverschrokken wie er wel en niet naar binnen mag. Siepje, voorzien van lapjes en een wit voorpootje lijkt zijn liefje. Knorrend van genoegen gaat Baaskater opzij, Siepje schrijdt zelfbewust naar binnen. Zij weet maar al te goed dat ze gezien wordt. Zien en gezien worden is ook ‘des poes’. Baaskater staat even op, rekt zich uit en geeft vrije doorgang aan zijn oogappeltje. Poseert zich dan opnieuw, als een schildwacht voor een kasteel. Hij doet zijn ogen toe, maar blijft op zijn hoede, zijn snorharen trillen.
Heel zacht, op poezenvoetjes, nadert ‘zij’ van drie huizen verderop. Een rood leren bandje siert haar delicate nekje, een belletje kondigt haar voorgenomen bezoek aan. Traagzaam, zij is van stand, ruikt zij aan de klimop bij de entree. Zij draalt, zij wikt en weegt. Zij wil zo graag, maar weet beter.
“Miiiauwww”, Baaskater ziet haar ook wel zitten en tegen zo’n lokroep is geen poes bestand. Haar hart wint het van de rede, ineens sjoept ze vierklauwens naar binnen. Door het kleine gaatje tussen schutting en stoeptegel.
De dikke kater, gelukzalig in het zonnetje, mijmert verder. Over zijn harem in dit maagdelijke gebiedje. Over minnekozen en kroelen.
Soms gaat het anders. Dan is er een kaper op de kust, de Kaperkater. Daar moet onze Baaskater niets van hebben. Bijgeval zo’n heerschap zich aandient, is het sissen en snuiven niet van de lucht. Staarten worden volumineus, pootjes gaan omhoog en geursporen worden aangelegd. Jolig is anders.
Terwijl ik in alle rust mijn tuinboontjes dop, sla ik deze gebeurtenis gade. Kaperkater versus Baaskater. Haren vliegen in het rond, ruggen zijn gekromd. Aloude archetypes, vechtend voor mijn keukenraam.
Wanneer in de avond de maan en de sterren met hun schijnsel de kattenjamboree verlichten, hoop ik dat ze allemaal een plezierig plekje hebben gevonden.
In Gouda, in mijn straat, in de Keizerstraat, naast de Pottenbakkerssteeg.

Willie, 8 juni 2010

This entry was posted in In en om de Keizerstraat. Bookmark the permalink.

Comments are closed.