De brief

Schrijven heb ik altijd gedaan.
Toen ik heel, heel klein was naar mijn oudste zus. In mijn herinnering was zij ineens getrouwd en woonde plotseling ver weg, in het vreemde Amsterdam. Ik kuierde nog op het erf van mijn vader tussen boterbloem en madelief en miste haar. Op kleine zuinige papiertjes schreef ik met potlood petieterige boodschapjes over het feit dat ik haar kwijt was. Daar was geen woord aan gelogen. Zonder haar was ons grote kwekersgezin niet meer compleet. Ik miste haar, haar zorg, haar rustige aanwezigheid, het gebrom van haar naaimachien.
Later reden de postauto’s met mijn brieven in tegenovergestelde richting, nu van Amsterdam terug naar het boterboemenveld. Tijdens mijn kostschooltijd in de Jordaan is er menig heimweetraan vermengd met inkt van een kroontjespen. Schrijven als hoop en geloof. Schrijven als nabijheid.
Misschien zijn wel de meeste en recente letters gepost naar Tilburg, Nijmegen, Den Haag, Amerika, Nijmegen, Zweden, Chamonix, Groningen, L’Argentierre en Amsterdam. Kinderen bouwden of bouwen er hun nest, afstanden werden en worden geschapen, maar wederom overbrugd met mededelingen, perspectieven, wensen, aanmoedigingen of overpeinzingen op papier. Soms in schoolschrift, soms gekalligrafeerd. Maar altijd met het gevoel even dichtbij te zijn. Schrijven: ik ga er voor zitten, rangschik de bloemen, zet muziek aan, vul mijn Parker, en zoek papier met schoonheid. Ik krul de hoofdletters en creëer mooie zinnen.
Nu schrijf ik opnieuw naar mijn oudste zus. Niet meer omdat ik Amsterdam zo ver vind, niet meer omdat het geluid van haar Singer mis. Nu verhaal ik haar over koetjes en kalfjes, over ijs en pret, over hollen en stilstaan, over Gouda of Groningen. Ik vul een brief met wetenswaardigheden omdat ik weet dat zij haar gedachten moet verzetten. Elke glimlach die ik kan laten ontkiemen is er een, en telt. Om het eenvoudige feit dat Annie, onze oudste zus, ziek is.
Ik schrijf een brief over treinen in de sneeuw, over sneeuwpoppen en koude neuzen. Vouw het papier in vieren, plak met een routineus gebaar de enveloppe dicht, zoek een passende postzegel en ga de winterse kou in, opzoek naar een brievenbus. Dat de brief niet door mij gepost wordt, tja. Kwam het door mijn bevroren vingers dat ik de brief was kwijtgeraakt?
Vanmorgen rolde er op de deurmat van zus toch een enveloppe, gepost door een zwerver uit Rotterdam. Hij vond mijn verloren brief, krabbelde er een groet op en heeft zich als een edelman gedragen: niet de postzegel ingeruild voor een biertje bij Aldi, maar met een genereus gebaar de post gepost.
En Annie? Zij heeft nu wel een heel bijzondere brief.
Een brief, die niet alleen hoop en vertrouwen als inhoud heeft, maar ook een daadwerkelijk bewijs is van goedhartigheid van zomaar iemand.
Wanneer ik in Rotterdam kom, ga ik hem zoeken en gaan we samen proosten op edelmannen die een lintje verdienen.
En ik? Ik schrijf zijn verhaal….

Willie,
9 januari 2010

This entry was posted in Familie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.