Sneeuw

Witter dan wit is de tuin vandaag, zijn de bomen en zijn de struiken. Op ons bankje ligt een fiks pak en ons houten beeld, een tuingast uit de tropen, heeft vannacht een extra hoed gekregen. Vijftien centimeter sneeuw op zijn pet als een superdikke laag slagroom. Het is een wonderlijk gezicht, zijn zwarte gelaat lijkt nog gitter geworden. Op zijn rode colbertje hebben enkele vlokken zich vastgehecht. Al jarenlang houdt hij zijn handen in zijn broekzak, of het nu herfst, zomer of winter is. Onze Oom Tom verblikt of verbloost niet van een metertje sneeuw. Integendeel, hij is de volharding zelve. Daarnaast verhult zijn bescheiden oogopslag een eruditie die er niet om liegt. Gelukkig zet ik hem elk jaar goed in de bootlak, zodat ie de Nederlandse weersomstandigheden kan weerstaan. Bij zijn sokkel kronkelt wat klimop. Die eeuwig groene blaadjes doen het goed en geven een romantische aanblik bij de sneakers van Tom.
Deze morgen krijgt hij gezelschap van een rijzige sneeuwpop, die weliswaar loenst, maar met een gulle rode peperlach ons plaatsje behoorlijk vult.
Mijn kleine logees hebben hun best gedaan, hun vingers tintelen en hun wangen kleuren rood.
“Het de kou en de vriest, oma”.
“Ja hè?”
“En de trein was gestoord, daarom waren wij later”.
Dat zij nog een extra nachtje mogen blijven vanwege massale weeralarmen en negatieve reisadviezen deert hen helemaal niet. De houten slee komt van zolder, de doorlopers gaan uit het vet en een extra kaarsje voor het raam maakt er een dromerig weekend van.
Wanneer de gestoorde treinen met horten en stoten trachten te gaan rijden, vertrekken de kindertjes weer, omdat in hun eigen huis de allermooiste kerstboom wacht. Ik zwaai vooral wollen wanten en moppige mutsen uit, terwijl de omroepinstallatie door het station galmt. Op onnavolgbare wijze articuleert de Dame Van De Stem:
“Dames en heren reizigers. Wij kunnen u niet beloven dat u vandaag uw bestemming bereikt”. Die NS toch.
“Oma, wat is dat, bestemming?”
Een vraag die feitelijk een filosofisch antwoord behoeft, maar het is te koud en de tijd is te kort. Een trein met lampjes tjoekt voetstaps binnen, en ik blaas kushandjes naar de meisjes en hun mama.
“Uh, eindpunt misschien?” Ze horen het niet meer, hun ogen wachten op de lampjes thuis. Gelukkig maar.
In de tuin draagt Oom Tom nog onverstoord zijn sneeuwhoed en de sneeuwman heeft zijn bestemming vandaag in elk geval bereikt: sneeuwman zijn, voor hoe lang het ook duurt.
Ik steek nogmaals een kaarsje aan, knipoog naar mijn Bonhomme, en geniet van de winter.

Willie
23 december 2009

This entry was posted in In en om de Keizerstraat, Kleinkinderen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.