Heil

Kleine koude rode vingertjes verstoppen zich in roze wanten. Om haar nekje is een sjaal geknoopt met haar icoon van dit moment, Dora. Legging en bontlaarzen, ook roze natuurlijk, houden haar beentjes warm. Ze komt parmantig aangestapt. Haar rolkoffertje, ook van Dora, wipt bij elke stap even op. Ze is zeker van haar zaak, ze weet zich veilig. Papa en mama achter haar, oma in het zicht. Ze komt logeren, een nachtje, want we hebben kaartjes voor een kinderkerstconcert over de kleine kerstman in het heuse concertgebouw in Amsterdam.
In de trein zingen we samen de eeuwenoude liedjes van de herdertjes en de engelen. Antieke woorden worden accuraat gezongen, al komen deze vast nog niet voor in haar stapel kinderboeken. “Rupsje nooit genoeg” en “Floddertje’ hebben andere zaken aan hun hoofd dan wellecome, schalmei of kindeke teer. Terwijl het winterse landschap voorbij zoeft zetten we het vierde liedje in. Plots staakt het zingen en komen er denkrimpels over haar koppetje.
“Oma, wat is heil?”
Heil…is dat geluk? Is dat tevredenheid? Is dat boffen? Voorspoed? Welzijn? Fortuin? Zaligheid?
“Die ons heil te wereld bracht, antwoord op ons hopen…” mijn kleine reizigster zingt alweer verder. Uit volle borst, want ze zingt graag. Medepassagiers zijn beurtelings ingenomen met het heldere stemmetje of duiken dieper in hun kraag en zetten hun subtiel hun iPod een standje harder. Tja.
Onderwijl mijmer ik over ‘heil’. Het ‘heil’ van Hitler en het ‘heil’ van Majoor Bosschaert. Wat een discrepantie. Wanneer mijn zingende kleuter de tekst nog niet tot haar beschikking heeft neuriet ze wat. “Toen zij er te Betlehem kwaahaahaamen, daar hummmmMmmmmm mmmmhumm heen”. Zo hummen Micki en oma Amsterdam binnen.
We wandelen over de Dam, we zien het paleis en proberen duiven te aaien. We snappen niet hoe de levende standbeelden de ganse dag kunnen staan en we mogen gratis in de tram.
“Goedemiddag, naar het concertgebouw alstublieft”.
“Wijffie, het is maar een strip, daar doen we niet moeilijk over.” Ik stribbel wat tegen, maar tegen een rasechte Amsterdamse kan ik niet op.”Bewaar je strippen maar voor later as de resjessie echt komt”.
Op tijd nestelen wij ons in de rode pluchen stoelen, de concertzaal wordt donker. Honderden lichtjes flikkeren en fonkelen aan de kerstmutsen van alle kinderen. Waren inclusief: een kerstmuts en een Fristi en koffie voor de begeleiders, vooral voor de ontelbare grijzige rijzige opa’s en gesoigneerde oma’s. Het concert, deze middag met beren, uilen, wolven en kerstmannen duurt een uur. Al die tijd kijkt mijn pronte dametje naar het gebeuren op het toneel, haar waakzame oogjes observeren, ze zingt onbevangen mee of knikt instemmend. Wanneer harpiste inzet fluistert zij zachtjes, bijna onhoorbaar: “Dat wil ik ook”. Serieus klapt zij na afloop zo hard als zij kan.
Nog onder de indruk van de tonen van de muziek zijn haar gedachten weer bij het spannende verhaal. Ze wil het even zeker weten, want haar hartje is nog maar zo ieniemienie.
“Nu is de kleine kerstman blij, hè oma?”
“Ja, Micki, dat is ‘heil’, wanneer je blij bent”, probeer ik.
“Oh”. Al sinds jaar en dag antwoordt zij met “oh” wanneer haar brein nog niet alle informatie stante pede kan verwerken. Ik weet zeker dat zij er later, wie weet met Pasen, op terug komt.
Thuis google ik erop los. Er is heel wat heil op de wereld, ik verdoezel voor het gemak alle verwijzingen die gaan over onheil. Duizenden hits, honderden betekenissen, zoals: baat, nut, voordeel, redding, toeverlaat, geluk, voorspoed, welstand, welvaart, welzijn, zegen, redding, verlossing, zaligheid. Ook nog: uitkomst, voorspoed, fortuin, meeval, succes, prosperiteit, vreugde, zegen, weldaad. Doch voor mij zijn de mooiste woorden in dit rijtje: goedertieren en benedictie. Daarna zoek, en vind ik de omschrijving: “Heil is een aangename toestand der gunstige omstandigheden waarin men dientengevolge verkeert”.
Plots besef ik me, wat melancholisch zo in deze bekende donkere dagen voor de Kerst waarin de zon zo vroeg ter kimme gaat, dat ‘heil’ zich -wat een geluksvogel ben ik- onuitroeibaar heeft genesteld in mijn leven. Man, kinderen, woning, vrienden, familie, kleine kleinkindermeisjes. Buren, werk, geld en hobby’s, vakanties en een glaasje port. Soms, ook wel eens onheil namelijk, de twee viervoeters, kater en poes.
Heil in soorten en maten, heil in overvloed!

Willie
19 december 2008

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.