“PPPUH”

Heel zachtjes zit zij tegen me aan, haar bolle en rode wangetjes tegen mijn oma-rimpels. Wij lopen saam door de keuken. Wij wandelen langs de lange tafel, langs het kookeiland en weer terug naar mijn werkkamer. Elf meter visa versa. En dat vele rondjes lang. Ik zing van “maantje tuurt en de vensterruiten”. Mijn kleine meiske verroert geen vin. Haar linkerknuistje dicht tegen mijn schouder. Haar rechterarmpje laat zij in alle rust hangen. Als ik voor een momentje stop met zingen hoor ik hele kleine zuchtjes. Ze verlegt even haar hand, maakt een minuscule beweging met haar koppie en neemt stante pede weer de verwachtingsvolle pose aan. Ik kan haar niet weerstaan. Ik loop en ik loop. Ik zing liedjes van vroeger, liedjes van mijn moeder.
Over de kindertjes die naar school toe moesten en te laat kwamen omdat zij naar een draaiorgel luisterden. En straf kregen. Mijn moeder mocht van mij zingen tot het derde couplet. Dat wilde ik niet horen. Ik vond straf te erg. Of misschien wel te oneerlijk.
Hannah is niet geïnteresseerd in de tekst van mijn song. Althans, dat neem ik aan. Het is wel uitstekend voor haar taalvorming. Als wij maar mooi en veel tegen haar spreken, redeneren, kakelen, kletsen, kwebbelen, reppen, kwekken of snateren komt het zeker goed in haar taalcentrum. Dan kent zij met 12 maanden al ruim 200 woorden meer dan haar leeftijdgenootjes met zwijgende ouders, ooms, tantes, opa’s en oma’s. Onder die zachte vlashaartjes zijn er in hersenen dus al hele processen gaande. Zij weet nog van niets. Ze geniet, haar oogjes zachtjes toegeknepen en muisjesstil.
Dan fluister ik haar toe dat dit het laatste rondje wordt. Mijn arm wordt moe, mijn rug heeft ook grenzen. Hannah nestelt zich nog even behaaglijk tegen mij aan en wij belanden samen in de schommelstoel.
Nu zing ik niet meer. Ik praat. Ik krijg geen tegenwerpingen op mijn standpunten.
“Hannah is lief. Papa en mama komen zo weer terug. Papaaaa. Mammmma”. Haar heldere kijkers lijken het te snappen. Haar mondje gaat heen en weer. En weer heen en weer. Zachte geluiden vullen de keuken. Na elke klank glimlacht ze even naar me. Dan oefen ik een volgend ritueel: het klakken met de lippen. Ze peinst wel een volle minuut en dan is het er: “PPPUH”. Een kleine explosie, waar ze zelf ook weer een beetje van schrikt. Knap gedaan!
Ze logeert vier dagen bij ons. Ik knuffel wat af. Zij slaapt meer dan me eigenlijk lief is.
Maar bovenal: ze ruikt nog steeds zo naar baby….

Willie
Gouda, 13 maart 2008

LIEDJE VAN DE MAAN.
Maantje tuurt, maantje gluurt al door de venster-ruiten
Weet je wat hij zeggen wil…
’t Is in de kamer zo stil, zo stil…
Zijn de kinderen al naar bed, of lopen ze nu nog buiten (2x )

Lieve maan, kijk ‘r is aan, ze liggen al lang in de veren,
Mooi, zegt maantje en lacht en lacht
‘k Wens jullie allen een goede nacht
Morgen dan komt er een nieuwe dag, dan kun je weer spelen en leren (2x)

LIEDJE VAN HET DRAAIORGEL.
Twee kindertjes gingen naar school toe
Ze liepen zo lustig en blij
Daar hoorden ze ginder een orgel
Daar moesten ze even voorbij
En de orgelman speelde van holihahei
En de kindertjes dansten erbij
En de orgelman speelde van holihahei
En de kindertjes dansten erbij

De orgelman bleef maar aan ’t draaien
De kindertjes dansten maar door
Tot in de verte de klok negen uur sloeg
De klok negen uur sloeg in het oor
Toen holden ze weg met een angstig gezicht
Maar de deur van de school was al dicht.
Toen holden ze weg met een angstig gezicht
Maar de deur van de school was al dicht.

Ze stonden beteuterd te kijken
De straf zou hun vast niet ontgaan
Ach was die muziek niet gekomen
Dan zouden ze hier nu niet staan
En de orgelman speelde van holihahei
Maar de kindertjes huilden erbij.
En de orgelman speelde van holihahei
Maar de kindertjes huilden erbij.

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.