Bloedkoralen en bloedmooi

Gekomen uit de diepte van de Middellandes zee. Geregen een een stevige draad. De rood-rode kleur van mijn bloedmooie collier geeft cachet aan mijn zwarte bloes. De gouden sluiting, waarin ook een koraaltje gevat, geeft een klikje. Nog steed is dat in mijn oren een rijk geluid. De ketting draag ik ook niet dagelijks. Niet elke uitdossing vraagt om deze kraaltjes. Ook heb ik vandaag geen bescherming tegen kwade invloeden nodig, het boze oog ontwijk ik zelf wel. Romeinen kenden de bloedkoraal namelijk een magische werking toe. In de klederdracht is het vooral status, hoe meer snoeren, hoe rijker de boerin. Als geboortegeschenk krijgen kleine meisjes vaak enkele koraaltjes. Hetzij rode hetzij witte.
Terwijl ik mezelf even monster in de spiegel, de ketting is echt prachtig, dwalen mijn gedachten af naar aan een bezoek aan de tentoonstelling ‘Bloedmooi’ in het Schielandhuis in Rotterdam. Op Valentijnsdag vertekken 21 dames en heer, en ik, vol verwachting naar de grootste havenstad van Nederland. In de trein hebben we het druk, we sjansen met de conducteur, we tellen kaartjes, we overleggen de looproute, we giegelen en we zijn verwachtingsvol. We dragen iets valentijnsachtig, een hartje, een rode hoed of een sjaal. Een stickertje of een rode maillot. Rood als kleur van de liefde, zo rood als mijn bloedkoralen.
In het winderige Rotterdam vinden we het beeld van Ossip Zadkine, de schreeuw. Zoveel bloed is er gevloeid in de oorlog, zoveel schreeuw en onmacht in marmer. Bloedmooi, zeker.
Eenmaal in de zalen van het museum vallen onze monden open van verbazing. Of onthutsing. Of van afgrijzen. Of van mededogen. Of van schoonheid. Het kan allemaal.
De natuurlijke schoonheid van het verenkleed van een pauw moet strijden met een menselijke nabootsing. Prachtig. Dat wel. De pailetten schitteren blauw en paars. Zij zijn meer dan kunstig vast gestikt op een voile, diep groene ondergrond. Maar toch.
De duif, die niet meer mocht vliegen tijdens het Nazi-regime, maakt met zijn afgeknipte pootje diepe indruk. Soms zijn indrukken heel diep, en niet zo mooi.
Prachtig is ook de astrakan jas. Prachtig zijn heel jonge lammetjes. Maar niet prachtig is dat lammetjes hun velletje, met die snoezige premature krulletjes, moeten afstaan. Eigenlijk al voor hun geboorte. Tragiek. Maar gauw doorlopen naar het volgende object. En die zijn er genoeg. Objecten te kust en te keur. De uitgeholde olifantenpoot, gebruikt door de Prins -Met-De -Vele-Gezichten als parapluiebak. Hij had ook een romantische schemerlamp, onze Bernhard. Een lampje van 60 Watt in een slurf van, ik hoop dezelfde, olifant. De oprichter van World Life Fund had zo zijn eigen ideeen over schoonheid en toepassingen.
We lopen verder. In vitines veel ivoor, slagtanden van olifanten of walrussen, voor biljartballen, kettingen of amuletten. Of als toepassingen in de medische wereld. Soms is de grens tussen ‘nodig’ en ‘toelaatbaar’ schimmig.
Er is een japon. Gemaakt van duizenden pailetten van gelatine. De huidige kunnen tegen een stootje. Doch, deze japon kan niet tegen transpiratie, een gemorste druppel wijn of een golfje champagne. Dan lost alles op. Sta je ineens in je blootje. Dat zal zeker in die tijd niet de bedoeling geweest zijn. Rond 1900. De vraag blijft wie zich ooit in deze outfit gehezen heeft.
Nog twee dress’en te gaan. Tientallen krokodillen zijn er voor een kopje kleiner gemaakt en duizenden kwarteltjes onthoofd. Het resultaat: bloed en mooi.
Wij lopen met open mond door alle kamers van het museum. Bij niemand van ons laten de beelden los als we genieten van de lunch. Eigenlijk geven we toe, dat wij toch niet zoveel weten van de achtergronden van mooie dingen.
Wakker zijn we geschud door indringende beelden. Tiental opgezette jonge hertjes compleet met rood kerstkint, op een stellage van potjes hertenboullion. Of de onzin van gelakte, getoupeerde en geklede hondjes. Of de slangenleren tassen. Of het vosje als sjaalkraag, compleet met kopje en pootjes.
Of de bloedkoraeln….

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.