Kertsvakantie 2007: over meneer Aart, Jezus en de Hemel.

Het is donderdag voor de kerst. Warempel, het sneeuwt. Gestaag en met kleine vlokjes komt er een kwetsbaar wollig plaidje over de stad te liggen. Twee weken vrij in het verschiet, en dan met zo’n onverwachte winterse start. Ik spoed ik me naar dochterlief in Den Haag. Even helpen met het huishouden, even koffiedrinken, even “oma’ zijn. De trein zoeft door een nauwelijks herkenbaar landschap; alle dorpen, vaarten en sloten, bomen en torens flonkeren in de net opkomende zon. De hele weg lang geeft de sneeuw het allesoverheersende gevoel van Kerstmis. Den Haag is ook wit, en niet zo zuinig ook. Na het soppen van deuren en kasten, het maken van kerststukjes en het vouwen van de was halen we in de avondschemer de twee kleine meidjes op. Samen op de fiets, vier vrouwen, drie generaties. Het sneeuwt nog steeds. Micki is trots op haar geleerde kerstliedje en zingt uit volle borst, vanaf haar fietsstoeltje: “Er is een kindje geboren bij Meneer Aart”. Sesamstraat en het kerstverhaal, ach, in haar wereld zijn Pino, Bert, Ernie en Jezus gelijke grootheden. En Jesus bij Meneer Aart, hij kan het slechter treffen! Met haar drie jaren begint ook de nieuwsgierigheid naar dood en hemel. “Oma, waar is jouw moeder?” “In de hemel. Zij is dood”. “Oh”. Na een kleine stilte, waarin ik haar hersenen hoor kraken: “Maar dat geeft niks voor jou. Ik heb nog een moeder, dan mag jij die ook hebben”. Hemelse problemen opgelost dus. Dacht ik. Terwijl wij verder door Den Haag glibberen, in het schijnsel van de lantarens komt er een volgend probleem. “Oma, als de deur van de hemel op slot is, wat moet je dan doen?” Zoveel praktische informatie heeft mijn katechese lessen nooit verschaft! Maar oplossingsgericht denken en doen zijn een rode draad in mijn leven, en nu weet ik gelukkig ook een antwoord. “Dan kun je gewoon even kloppen, Micki, dan doen ze open”. “Oh”. En direct begint ze opnieuw met haar visie op het kerstverhaal, toongezet in dat eeuwenoude kerstliedje met Meneer Aart als nieuwkomer.
Kleine Lili wiegt vervaarlijk heen en weer achterop bij haar mama, in de maxi-cosi. Met haar grote kijkers volgt zij enthousiast de vlokken. Wie ons ziet en hoort fietsen kan niet anders dan beamen dat wij gevieren de personificatie zijn van ‘Dreaming of a white Christmas’. Bing Crosby over de Laan van Meerdervoort!
De andere dag, in de late avond, dwaal ik met dochter opnieuw in de sneeuw. Nu over de grachten van Amsterdam. De fietsen hebben de volle laag. De bel, de spaken, de kettingkast en bagagedrager, zij dragen allemaal wel drie centimeter sneeuw. Een plaatje waar fotografen zo gek op zijn. Ik kan het me voorstellen, het is ook betoverend.
Enkele etmalen later is er weer sneeuw, hele hopen. Hele bergen. Er wordt noch gefietst, noch gelopen. Skien is wat de klok hier slaat in de habitat van de zoon in de franse Alpen. Een blauwe piste lijkt mij genoeg, ik vermaak me wel. Zestig jaar en dan flinke hellingen, geen haar op mijn hoofd! En toch.
Het klein addertje komt de kop op steken, en blijft dreinen. “Groene pistes zijn ook leuk, en grenzen verleggen is toch je devies?”
Tja. Ik slaap er onrustig van en verschuil me achter mijn oma-rol. “Ik pas wel op de kleine Hannah”. Maar het addertje wordt allengs groter, en spookt en spookt. Ervaren familieleden zoeven langs me heen, de adviezen en de lovende opmerkingen zijn niet van de lucht. Ik geef me gewonnen en voor dat ik het weet skie ik blauw! Trots al nooit tevoren proost ik een intensief uur later op een terras in de winterse zon.
De laatste dag van de vrije weken ben ik opnieuw in Den Haag. Ik speel, ik lees, ik knuffel, ik luister. Micki en ik zijn nep-ziek, we koken nep, we gaan met een vliegtuig nep naar de bergen van oom Rogier.
Dan ineens gaan fantasie en realiteit door elkaar: “Oma, jij bent nep-oud”. Ik kan een glimlach niet onderdrukken en zie mezelf weer van die groene piste glijden…
Spreken kleine kinderen niet de waarheid?

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.