De Oppassers

Gewapend met een scheplepel en drie plastic puddingvormpjes fietsen Micki en ik richting Reeuwijk. We genieten van een zomers toetje: een stralende dag met de lichte geur van de herfst in het verschiet. We doorkruisen in enkele minuten de stad, terwijl we de nieuw aangeleerde liedjes oefenen. Het repertoire breidt zich uit: niet langer is alleen maar Kortjakje ziek of zegt de boer wat van zijn kippen, maar sinds kort slaapt vader Jacob in het Frans en is er ook al het meisje loos.
Daarnaast wordt er vandaag ineens onderscheid gemaakt in soorten vogels. “Kraai”, hoor ik tot mijn verbazing. De zwarte vogel vliegt op, en ter verduidelijking komt er vanaf het fietsstoeltje nog nadere uitleg: “Is niet een duif, een kraai”. Met de bekende rollende Micki-r.
De ontkennende vorm zit nog niet helemaal gebeiteld in het krullend koppetje. Een molen, zichtbaar vanuit ons kamerraam, wordt, wanneer hij stil staat aangeduid met “Molen draait ie niet”.
Aangekomen bij het zandstrandje wacht mij een verrassing. Maandagochtend en massaal bezocht. Het grasveld is druk bezet met geweldige fietsen en tassen. Met sjieke klapstoetjes en verzorgde kapsels. Met grijzende slapen en gesoigneerde handen. Met modieuze kleding van goede makelij. Het is duidelijk de oppasdag van vele opa’s en oma’s! Grootouders hebben tijd als voordeel: die maken wij vrij of hebben wij in overvloed voor het Grote Genieten. De kinderen van onze kinderen zijn een bron van trotse gevoelens en warme genegenheid. Een soort balsem voor de ziel. Zij hebben het goed, het kleine kroost van de werkende zoon of dochter. Kindertjes geven een kik en de opa bouwt een kasteel van zand. Kindje struikelt en de oma heeft ergens wel een pleister en een kusje. Bezorgd wordt er om de paar minuten naar het welzijn van het kleine klompje “goud” gevraagd. Tassen vol met verantwoord snoepgoed is meegehobbeld en het kleinkind heeft een weelderige keuze waar een gemiddelde buurtsuper trots op zou zijn. Bananen, rozijnen, krentenbollen, appels, rijstenkoeken, bruine bolletjes, appels en druiven. Ik zie het allemaal de revue passeren. De gezonde en verantwoord opgevoede jonge mensjes doet het niet zoveel. Zij spelen hun spel, een spel van alle tijden. Met de golven en met de scheppen. Met het water naar de zee dragen of het zand naar het strand. Zij zijn zich nog niet bewust van de welvaart die hen omringt. Van bezorgdheid van grootouders voor hun kleinkinderen. Ik denk: gelukkig maar!
Micki is op jacht. Er is een eindje verderop een meisje met een bellenblaas. De bellen dwarrelen in alle kleuren langs onze nederzetting en soms belandt er een glinsterd op de handdoek. Op haar korte pootjes loopt ze van bel naar bel en komt er dan achter dat zeepbellen eventjes heel mooi zijn en dan spatten. Een droom in de ware betekenis van het woord. Praktisch ingesteld als zij is, verlegt ze haar jachtterrein en wil een bal veroveren. De bal hoort bij een jonge moeder met haar zoontje. Op maandagochtend een jonge moeder tussen alle Oppassers? We knikken wat naar elkaar, de voetbal rolt van kind naar kind en het spreekwoordelijke ijs is op deze hete dag gebroken.
Tegen de middag keren Micki en ik huiswaarts. Met in mijn hoofd alweer enkele gedachtenspinsels over mijn werk voor morgen. Over een vergadering en over een moeilijk gesprek. Terwijk ik de fiets met de kostbare levende have voorzichtig door de binnenstad loos, denk ik aan de jonge moeder. Haar studie, afgerond met de hoop op een mooie baan. Haar verzuchting dat zij zou graag zou willen werken op een gewone maandagochtend in september. Vooralsnog is haar glinsterende zeepbel uit elkaar gespat…

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.