De eerste keer op reis

En route.

Het is vroeg. Vroeger dan vroeg. De wekker meldt de vertrektijd: 2 uur, in het midden van de nacht.
Slapen hebben we goed gedaan, de avond viel snel en geen extra kusjes dit keer! Via Delft gaan we op weg, richting Frankrijk.
Het vakantiegevoel laat niet lang op zich wachten: al voor de grensovergang ruikt het in de auto naar koffie en de befaamde reiskrentenbol.
Ik trek mijn schoenen uit en nestel me op de snelweg behaaglijk in de bijrijdersstoel. Mijn partner en chauffeur houdt het stuur stevig en behendig in zijn knuisten, het geeft mij de ruimte om mijn gedachten te laten gaan over de afgelopen weken.
Zomaar ineens gebeurde het, deze man kwam in mijn leven. En nog wel via het onromantische internet. Een datingsite was onze eerste virtuele ontmoetingsplek. We mailden enkel dagen, al gauw werd het mailen bellen en na daarna werd bellen zoenen!
Terwijl de Belgische ANWB ons maant dat wij afstand moeten houden kruip ik wat dichter naar links en mijn hand zoekt een rustplek.
“ Prrrrrrrrrrrr”, is het antwoord.
Nog voor de Ardennen zich tonen, dwarrelen de sneeuwvlokken vrolijk naar beneden.
“ Bolletje kaas?” De grote tas heeft nog veel in voorraad. “ Zo dan, dat is lekker.”
Uren verstrijken, de auto heeft brandstof nodig, ik denk mijn kans schoon te zien om even de benen te strekken. Schoenen opgezocht, veters gestrikt en op het moment dat ik het portier open doe, rijden we alweer. Wat? Stoppen? Mijn nieuwe lief rijdt liever door. Ook nieuwe liefdes moeten soms wennen…
Een uur voor Briancon geeft de wijzer opnieuw aan dat er getankt moet worden. Dit keer ben ik er als een haas bij, en wij veroveren een plaatsje in het chauffeursrestaurant. De kaart geeft twee spijzen aan: patat en salade. Dat hadden ze gisteren ook, en wij denken van morgen ook! Geeft niks, alles smaakt, het is hartig en warm. Na een etmaal reizen zijn exquise gerechten geen hoofddoel.
Opgewekt reizen we verder, we vorderen snel en onze goede zin blijft voortduren, richting gevreesde col. Col du Lautaret. Sneeuwkettingen of winterbanden. Deze laatste ontbreken aan onze bolide; de sneeuwkettingen komen voor het eerst uit hun ijzige leven uit hun verpakking. Hoe moest dat ook alweer? Wat gespetter en gesputter, wat koude handen en neuzen, wat geratel en wat gerikketik, zo wordt de col “genomen”.
In deze omgeving hebben wij zo beiden onze herinneringen. Beiden waren wij hier, met onze geliefden van toen. Het valt even stil. We kennen elkaars verdriet, op dit moment geeft nabijheid zowel afstand als troost.
La Grave, wandelingen, Edelweiss. Parapenten, kamperen, wandelen in zomer en zon.
Een knipoog doet goed. Wij gaan op weg naar l’Argentierre.
Het plan om voor donker mijn alpinistenzoon en zijn vriendin in de armen te sluiten dreigt te gaan lukken. De bergzon doet zijn best om met rode gloed onder te gaan, de vorst daalt over de dorpen. De laatste kilometers zijn magnifiek: een pak van twintig centimeter sneeuw op de bomen. Op de daken. Op de lantaarntjes.
Zo rijden wij het sprookje in dat tien dagen wintersport heet.
Zo beleven wij het sprookje dat nieuwe liefde heet…

(geschreven december 2004)

This entry was posted in Reizen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.