De reis naar Max

Omdat ik de nachttrein naar de Alpen in Zuid-Frankrijk niet wil missen, vertrek ik twee uur vroeger met de TGV uit Rotterdam. Want je weet nooit, daarnaast zijn in Parijs genoeg “knijpjes” te vinden om eventuele wachttijd te verzachten.
Zo gezegd, zo gedaan.

Ruim op tijd sta ik in de rij op Gare Austerlitz voor de nachttrein. In mijn koffer cadeautjes voor de jarige kleinzoon Max. Al snel doezel ik weg op het ritme van de boemel. Twaalf uur voor de boeg, tjoeke-sjoek door bergen in Frankrijk. Totdat de treinchef via intercom iets te vertellen heeft. Ik begrijp er niets van, zijn Frans gaat me te vlug. Wel zie ik alle passagiers gehaast hun spullen pakken.
Ok. Wat nu? Het is half vier in de donkere nacht.
Ik raap al mijn moed bij elkaar, ga in het gangpad staan en probeer ik in mijn beste Frans:
‘Mesdames en Messieurs. Je parle un petit peu Français. Je ne comprends pas dit probleem. Qui m’aide en Anglais? Mon destination est Briancon.’
Godswonder: daar staat een jonge meneer op. Hij vertaalt. Hij heet Kevin, is galant zoals je het van een Fransman verwacht. Hij draagt mijn koffer naar een vervangende trein én tijdens de verdere onverwachte lange reis. Hij kent de SNCF, dat scheelt.

Lang verhaal kort: alle passagiers uit de nachttrein moesten terug naar Parijs, want ergens op de Grande-Ligne is een accident. Vast een grand accident.
Daarom ben ik, na zes uur, weer terug in de Lichtstad. Aldaar wachtend op een trein die misschien gaat komen. Ik hoop ergens over te stappen op een verbinding naar mijn eindbestemming. Gelukkig moet Kevin dezelfde kant op. Wij “verschillen” slechts één dorp.

Of er nog treinen komen blijft letterlijk in de lucht hangen. Wij staren naar de informatieborden. Overlevingspakketten zijn ruimschoots voorhanden. Deze zijn gevuld met salades, slurk-appelmoesjes, pretzels, flesjes water en ondefinieerbare zoutjes.

Het duurt uren en uren. Het is koud. Ik zak bijna door mijn hoeven. Maar Kevin haalt slechts zijn schouders op: ‘C’est la vie.’ Even later, als hij terugkomt van zijn sigaretje, terwijl ik in de overvolle hal op zijn bagage heb gepast: ‘Voulez vous café, madame?’ Wat een engel, zo’n onverwachte medereiziger.

Uiteindelijk kom ik een dag later, via veel overstappen en met bussen die door sneeuwstormen langs de rand van ravijnen balanceren, moe en verfomfaaid aan op mijn eindbestemming.

Glibberig bereik ik het huis van de jarige.
‘Bonjour, oma. Ben je daar?’ Hij verblikt of verbloost niet, gaat verder met zijn blokken en bouwwerken van zijn bergleven.

Oma warmt zich aan het haardvuur.

C’est la vie.

Willie,
20 januari 2023
l’Argentiére-la Bessee

This entry was posted in Kleinkinderen, Reizen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.