Van vier naar zes

Het klopt, Ionica Smeets. Je schreef afgelopen zaterdag in de Volkskrant dat ons land eigenlijk zes seizoenen heeft, geen vier.
Volgens de kalender is het nu herfst, terwijl de zon vrolijk schittert door de bladeren, warme truien smachtend wachten en de ijsboer in een oogwenk door zijn voorraad is. Nazomer dus.
Herfst is wind en storm, een kachel om sokken te drogen. Half oktober en november. Tijd om de luiken te sluiten.
December is een moeilijke, dan laat die goede oude Sint de wind op de vijfde nog door de bomen waaien.
De Winter sluipt de eerste maanden van het jaar binnen. Ik duim er elk jaar voor.
Maar is de kalenderlente niet veel te vroeg? Hoe vaak heb ik al niet staan bibberen in een dun bloesje omdat de agenda aangaf dat de tijd daar was? Of dat mijn moeder de kolenkachel leegde en zorgvuldige poetste, er een plant op zette en verkondigde: “Zo. De winter is voorbij.” Ik heb het geweten.
De Lente begint niet in maart, welnee. Misschien voor wat bloemetjes en vogeltjes, niet voor de mens in dit lage landje aan de zee. Maart, april en een stukje van mei: het ontluikende begin begint, uitbundigheid komt pas later. Hier voeg ik de Voorlente in. Borstrokken blijven node onder handbereik en wanten in de fietstas.
Koffers met dromen van de Zomer komen enkele maanden later.

Ervaring: de mode houdt er ook zes seizoenen op na. Goed voor de verkoop, dat snap ik.
Een best vrolijke rok, gekocht in maart, want ik had zo’n zin in de lente, paste in mei niet meer in het straatbeeld.
Een vest, begin september aangeschaft om er de hele winter mee te kunnen doen, blijkt nét van een andere teint te zijn, dan de wintergarderobe die nu in de winkel hangt.

Ik ga net als Ionica Smeets voor zes seizoenen.

Willie, 29 september 2021

This entry was posted in Perspectief, Verhalen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.