Dag 116 in “cruciale onthouding”

Vandaag, dag 116. Volsplego

Overgrootvader Ole Kirk Christiansen fabriceerde mooie houten trekpoppen, autootjes en spaarpotten. Bomen genoeg in zijn achtertuin. Hij verkocht weliswaar dit verantwoorde speel-goed, toch bleef de vraag achter. Kindertjes willen liever kleur en geluid. Ouders kunnen ‘verantwoorden’ wat zij willen, maar een vrolijke bouwdoos met fleurige steentjes, knipperende lampjes en bijna levensechte figuren: dáár klopt een kinderhart sneller van.
Gelukkig had Ole Kirk een zoon, die begreep waar koters van dromen. Het legosteentje zag ruim zeventig jaar geleden het daglicht.
De rest is geschiedenis.

Hoeveel legodingetjes heeft een gezin in huis? Als ik mijn omgeving kijk, denk ik: duizenden.
Af en toe liggen ze keurig gesorteerd op kleur, maar ja, daar heb je niet zoveel aan.
Soms zijn ze in aparte bakken met de teksten als: Friends, Ninja, Technisch, City of Disney. Ook dan zoek je je een ongeluk.
In een ander huis is het materiaal van de familie Christiansen onderverdeeld in: poppetjes, dieren, ‘bouwige dingen’, wielen en overige attributen. Alweer niet om vrolijk van te worden. Zoeken, zoeken, zoeken als gegarandeerd onderdeel van het spel.

Nu blijkt, dat volwassenen en masse ook het ene Legoblokje na het andere op elkaar klikken (zij hebben zelfs een internationale naam, het zijn Afols, Adults Fans Of Lego), vraag ik me af welke strategie zij hebben bedacht om juist dat ene pruikje/hoedje/snorretje/schildje/zuurstoflesje/helmpje/briketje/zwaardje/geweertje/
bloemetje/lansje/zwemvliesje/boekje/zonnebrilletje/tasje/dolkje/lassootje/harkje/bijltje/
verrekijkertje/microfoontje/bezempje/ zwembandje/vlaggetje/ koffertje/bikinietje/ schoffeltje/trapje/pollepeltje of hakmesje van een minifig een in een mum van tijd te vinden.
Of is dat in deze coronatijd juist níet de bedoeling? Is het zoeken zélf een vorm van rust, overgave, zeg maar van zen. Na dertig minuten dwalen met je handen in de attributenbak eindelijk dat ene zonnebrilletje gevonden! Wauh!

In Nederland heten Afols “Volsplego’s” (VOLwassen SPelen LEGO). Ik weet niet welk ancroniem mijn voorkeur heeft, zij hebben allebei iets droevigs.
Laat onverlet, dat ik een groot voorstander ben van spelen, maar een half uur zoeken naar een onderdeeltje van anderhalve centimeter is mij niet gegeven.

Míjn zen is de queeste naar woorden die wat zeggen. Min of meer al honderdzestien coronadagen lang.

Overmorgen, dag 118. Kaas

Willie, 8 juli 2020

This entry was posted in Corona, Perspectief, Taal. Bookmark the permalink.

Comments are closed.