Dag 62 in “sociale onthouding”

Vandaag, dag 62. Drempel

Zelden heb ik in mijn leven heb ik drempelvrees ervaren. Soms was een ‘drempel’ overstappen spannend,  doch nooit heeft angst mij in de greep gehouden. Dat ik soms voorzichtig, een beetje schuchter was, á la. Maar een ‘drempel’ was voor mij geen echte blokkade.

Vandaag de dag zijn fysieke drempels ineens wél blokkades. Die van de kapper heb ik overwonnen, die van de Hema nog niet. Die van picknicken in een weiland -met lieverds- zijn onlangs geslecht. De dorpels van het OV moeten lang wachten.

De ‘drempel’ als afbakening. Bijvoorbeeld: de gom draagt zijn bruid over de drempel, zodat HAAR boze geesten de weg niet meer weten. Lucky me, dat ik nooit opgetild ben.

De ‘drempel’ als wachter. De drempelwachters. “Zoekt en gij zult vinden”, vele uren leesvermaak op esoterische sites over engelen en drempelwachters. (!)

Ik kan me beter vinden in de taak van  kosters, ook drempelwachters genoemd. Al lijkt het beroep uit te sterven. Jammer, rond 1790 werd deze lofrede opgetekend:

‘De Koster een groot man’, ten eerste sal hij luien, de kerck sluiten en ontsluiten, Kerckhof en kerck houen van binnen en van buyten, De Psalmen sal hij voor en na de predicatie singen, ’t Water tot den Doop sal hij aanbringen, Die prophecyen sal hij stichtelyken lesen, De predikanten en de kerckeraedt ghehoorsaam wesen. Hij sal tot den nachtmael aanschaffen brood ende wijn, Mits tafelen, bancken, croesen, ’t geen dat nodig mag sijn. En wanneer de predicanten ter kercke falen, Soo sal hij uytgaan om die op te halen.

In mijn geboortedorp was een geweldige koster. Hij heette gewoon: Gerrit de Koster. Jaren later besefte ik, dat hij ook een familienaam had.
Gerrtit de Koster, beeldbepalend voor mijn kinderlijk geloof. Hij was er altijd, terwijl pastoor en kapelaans verhuisden. Zijn stem klonk als bazuingeschal, op zijn litanieën prevelden wij onderdanig de juiste verzoeken. Hij had een wit gewaad met wijde flappermouwen, een superplie, waarmee hij alle gelovige zielen imponeerde.

Zijn praktische instelling was wet, tijdens Heilige Missen, trouwvieringen en uitvaarten, op het kerkplein, in de kerk, op de begraafplaats. Hij was een vliegende kiep, zeg maar.
En verder? Groot gezin, hongerloontje, dus Gerrit de Koster bestierde  een groentetuin, waar je hem kon vinden als hij niet moest opdraven. Het was de tijd van handwerk. Hij luidde de kerkklokken drie keer per dag, acht uur, twaalf uur en zes uur. Onze koster bengelde en trok aan de touwen. Wíj hadden geen horloge nodig. Fietste hij in gezwinde spoed over de dijk? Tijd om de tafel te dekken, bijna etenstijd:                               “Willemientje, daar gaat Gerrit al, gauw de lepels en vorken op tafel.”

Zonder dat ík er iets voor heb hoeven doen, ben ik nu zelf een soort drempelwachter-van-mezelf geworden. Maar zonder het geloof  van Gerrit de Koster.

Morgen, dag 63. Beren

Willie, 15 mei 2020

This entry was posted in Corona, Perspectief. Bookmark the permalink.

Comments are closed.