Nachttrein

Van half negen tot het ochtendgloren tuft mijn nachttrein door het Franse landschap, richting Parijs.
Dit keer heb ik gekozen voor een gewone stoel, geen slaapcoupé, want daar voel ik me opgesloten. Zij zijn niet groter dan vier ouderwetse telefooncellen samen, en daarin zes bedden gepropt, twee keer drie boven elkaar.

Zo ging het op de heenreis: Ik kan niet met een rechte rug op mijn toegewezen bed zitten, daarom wurm ik me liggend uit mijn spijkerbroek. Mijn bagage gaat aan het voeteneind, een beetje opgekruld ga ik liggen. Ik knip het minuscule nachtlampje aan, wil even lezen. De rust duurt kort.
Met een flinke ruk aan de deur komen vijf grote jongens binnen, rechtstreeks van een sportschool. Ze hebben de hele dag genoten en zijn er vol van. Zo vol, dat zij vergeten dat het onderste bed links al bezet is. Hun jassen belanden op mijn deken.
‘Je suis ici’, piep ik, het is het enige Frans dat me te binnen schiet.
Ze moeten een beetje lachen en zeggen: ‘Pardon’ en maken zich daarna klaar voor de nacht. Dat betekent vijf paar mannenschoenen in ons piepkleine gangetje, sommige met sokken. De verdere overbodige kleding voor de nacht gaat op een stapel, ruikend naar uren flink sporten.
Eén voor één hoor ik de plasticzakken, waarin schoon beddengoed ligt, open gaan. Dan ‘Merde’ of ‘Putain’ als die grote lijven niet helemaal tussen de lakens passen.
Ik moet er even niet aan denken dat die fragiele bedjes niet berekend zijn op deze
lichamen. Maar het zal wel berekend zijn; erger is de reuk en het gesnurk van vijf onbekenden, die ook nog willen dat ik om 21.23uur mijn lampje uit doe.

Op de terugreis een gewone, verstelbare stoel dus. Ruimte genoeg in een coupé met honderd stoelen, niet het gevoel van haringen in een tonnetje. Tegen elven slaapt iedereen, gekleed en wel. Ik ook, en mijn boek is uit.

Willie,
Tussen Parijs en Gouda

04-02-2018

This entry was posted in Reizen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.