Suikerland

Ruim voor de les begint, ben ik in mijn lokaal. Ik leg de boeken klaar en wrijf mijn handen warm. Zoetjesaan druppelen cursisten binnen. Velen verkleumd van de kou, want in landen van herkomst was de kou er niet, óf was de kou anders. Droge kou is van een andere orde dan natte kou.
Terwijl ik nog even het lesprogramma lees, gaat de deur met een grote zwaai open. Amjer komt binnen.
‘My teacher’ (zijn Nederlands is nog niet wat het behoort te zijn), ‘vandaag sugarcountry, mooi.’
Opgewonden zet Amjer zijn bontmuts af en wijst naar buiten.
‘Sugarcountry, look, look.’
‘Ja, Amjer ik weet het. Ik heb een uur door dit witte landschap gefietst. Het is prachtig.’
‘Look, kijken, mooi, wunderfull.’
We lopen samen naar het raam en bewonderen de witte bomen.
‘My teacher, naam?’
Zoveel leergierigheid, zoveel willen weten, zo graag aanpassen, maar nog zoveel primaire hiaten in de taal. Moet ik mijn programma omzetten en gaan vertellen over rijp, ruige rijp of uitsneeuwende mist?
Dacht het niet, of toch?
Mijn Hollandse bloed kruipt waar het niet gaan kan: ijspret, koek en zopie, doorlopers, bevroren sloten, poldertochten. Verlichte ijsbanen en jolijt met buurjongens in de vrieskou. De namen van de Elf Steden kan ik opdreunen. Hopen dat de ijsbrekers vast komen te zitten. En dat zwanen en eenden de koppen bij elkaar steken en slechts één groot wak maken in de polder. Kranten onder mijn trui voor de kou en rode wangen van pret. Kolenkachel is roodgloeiend bij thuiskomst.
Dan herneem ik me. Deze gevoelens kan ik niet delen de cursisten uit Eritrea, Afghanistan, Palestina, Syrië, Somalië, Marokko of Tibet. Zelfs cursisten uit Oost-Europa hebben een ander gevoel bij de winter. Zij praten over Siberische nachten. Of over staatsverwarmingen die hooguit twee uur per dag brandden.
Altijd een paar minuten te laat komt Nahir binnen. Er is nog een lange weg te gaan, voordat hij beseft dat tijd in Nederland heilig is.
‘Nahir, je weet..’
‘Willie, Nederland is met koude suiker. Suikerland! Nooit gezien.’ Hij grijnst van oor tot oor.
Ik geef me gewonnen, ook al besef ik me terdege dat met deze uitspraak ‘elementen’ in de politiek aan de haal kunnen gaan.
Maar voor vandaag mag het even, het was waar toch, Nederland Suikerland? Al dat rijp, al die uitsneeuwende mist?
In de les hebben de cursisten aangetekend:
‘Het is koud. Het vriest. Het sneeuwt.’
Meer kan ik niet uitleggen.

Willie,
19 januari 2017

This entry was posted in Taal, werk. Bookmark the permalink.

Comments are closed.