Van alles twee

Het nieuwe jaar is twee dagen oud. Lisa, met wie ik boodschappen doe, is twee jaar oud. Twee hoort ook bij haar taligheid. Er is een langue van haar moeder en er is een taal van haar vader.
Tweetalig? Zíj is er niet verbaasd over. Bergkinderen verbazen zich niet zo snel. Zij hebben geleerd dat het leven komt zoals het komt. Generaties lang overleefden zij de bloedhete zomers of de ijskoude winters. Soms lag er sneeuw tot aan de schoorsteen of klotste in het voorjaar het smeltwater over de bewaarappeltjes in de kelder. Dan weer waren waterpompen bevroren of was er te weinig hout voor de kachel in februari. Honger lag op de loer als een oogst mislukte in een nat najaar of als een hongerige vos het kippenhok leegroofde.
Nee, bergkinderen verbazen zich niet zo snel. Het zijn de genen die honderden jaren hebben gezorgd voor overleven. Bewonderenswaardig.
Maar: oma verbaast zich wel.
Twee jaar. Twee talen.
We zijn in de plaatselijke supermarkt. We kopen olijven, eieren, rijst en oeufs. Bij Michel, de slager, wachten we op onze beurt, want hij en zijn clientèle hebben de tijd. Met bebloed schort en een aantal pleisters op zijn duim, vertelt hij enthousiast aan een klant hoe de koe geslacht is en vooral hoe het vlees in de braadpan het meest tot zijn recht komt. Welke kruiden er bij moeten, natuurlijk heeft hij ook advies voor een exelente wijn. Het water loopt uit zijn mond.
Er zijn nog drie klanten voor me.
Lisa vindt te lang duren, ze wil uit de winkelwagen.
‘Natuurlijk, ma petite, maar wel bij oma in de buurt blijven, hoor!’
Met haar blonde krullen gaat ze op stap. Voetje voor voetje, dicht bij. Eventjes ver weg, dan weer terug.
‘Oma Willie, atrappe moi, je me cache!’
Daar was ik al bang voor. Verstoppertje spelen is favoriet.
‘Nee, Lisa, dat kan hier niet. We zijn in de winkel en ik moet vlees kopen.’
Ik sta al tien minuten naar slachtpartijen te luisteren en wil mijn plaats niet zomaar prijsgeven. Michel blijft adviseren en vooral meegenieten met de aankopen van stukken vlees, die ik in Nederland niet zo snel over de toonbank zie gaan.
‘Madame, avec une bouteille Bourgonge! Bon appetite.’
Als ik aan de beurt ben bestel ik in mijn allerbeste Frans drie onsjes kipfilet. Michel kent mij al enkele jaren, hij neemt me zoals ik ben. Ook dat is Frankrijk.
Met de kip in de kar ben ik ineens ongerust. Lisa? Lisa? Ik snel door een gang met alle denkbare soorten olijven, langs tientallen olijfolies, langs blikken met canard en ander gedierte, langs alle kazen en fruit-yoghurtjes. Langs patés en fruits de mer.
Lisa? Lisa?
‘Oma W-i-l-l-i-e!! Je suis caché.’
Gerustgesteld, dat ik haar nog niet op een bevroren waterval of op een zwarte piste hoef te zoeken, ga ik op haar stemmetje af.
Achter de stelling met boeken heeft mijn bergmeisje zich verstopt. Met een boekje in haar hand en met vragende ogen…
Er rollen twee tranen over mijn wangen: één van vertedering en één van trots.

Willie,
l’Argentiére la Bessee, 2 januari 2017

This entry was posted in Kleinkinderen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.