Barbaren

Of ik een mening heb. Of ik weet waar en wanneer religieus fanatisme is gekweekt of aangeleerd. En waarom. Of ik nog wel les kan geven aan cursisten die een profeet hebben die klaarblijkelijk van nietsontziende moorden houdt. Of ik me niet méér moet uitspreken.
Ja, ik heb een mening. Daarbij weet ik dat, door jarenlange omgang met honderden gelovigen die diverse Goden óf profeten óf weet ik niet welk beginsel in hun hersenpan hebben opgesloten, de meeste godsvruchtigen hun eigen gelovige gangetje gaan.
Men bidt wat, men vast wat, men gaat ter kerke, men draagt een sluier, een kap of een hoedje, men doopt of fluistert in een babyoortje, men maakt beelden of mozaïeken. Men kust de paus of buigt voor Shiva. Men eet halal of geen rund of geen dier.
Tja.
Dan woon ik ook nog eens in Gouda. Een grotere smeltkroes van Bijbel- en Koranlezers bestaat, denk ik, niet in Nederland. Ieder met een eigen uitleg van eeuwenoude heilige teksten, over levensgewoonten maar te zwijgen.
Zwarte hoofddeksels en kousen gaan zondag per rijwiel naar de eredienst, winkels zijn gesloten. Het zindert protesten tegen een zondagmiddagconcert in een park.
Halalvlees is te koop op elke hoek van de straat. Jongeren die na elke zin ‘gast’ zeggen bepalen mede het stadsbeeld.
Op zondag luidt de kerkklok ons wakker, op vrijdag zijn er in ons buurtje geen parkeerplekken te vinden. De dominee en de imam doen hun best. Ik leef er rustig tussenin.
Daarentegen ga ik tijdens mijn werk het gesprek aan. Al jarenlang. Discussiëren heeft zin, zeker in groepen waar verschillende religies enthousiast beleden worden. Luisteren om te begrijpen is mijn hoofddoel, niet om een antwoord klaar te hebben. Of dat lukt? Soms wel, soms niet.
Zodra geloof een cocon is geworden, valt het niet mee om open te staan voor andere denkbeelden. Ik begrijp het: in den vreemde halsstarrig vasthouden aan het geloof van je kinderjaren, dat geeft houvast in een onzeker bestaan. Toch probeer ik keer op keer licht en lucht te aan te reiken. In een bescheiden hoop dat er ooit uit enkele cocons elegante en edelmoedige vlinders komen.
Het is net voor Kerstmis als ik het verhaal van Bethlehem vertel. Ik aarzel over de rol van Jozef in het gebeuren. Plotseling schuift Jassem, een orthodox-christen, zijn stoel naar achter, staat op en loopt het lokaal uit.
Híj weet zeker dat Maria geen man heeft ”gekend”. Zijn oren kunnen de twijfel niet aan. Zijn cocon blijft potdicht. Jassem keert na de pauze terug in de les en heeft een levendige discussie gemist. Jammer. Hij heeft en geeft geen ruimte voor een andere interpretatie van het eeuwenoude verhaal. Ofschoon ik hem begrijp, vind ik het spijtig, misschien vooral voor hem.
Maar het zijn slechts de barbaren onder gelovigen die om deze reden het geweer of het mes pakken.

Willie,
25 januari 2015

This entry was posted in Perspectief, werk. Bookmark the permalink.

Comments are closed.