Ruzietje

Ik heb een klein ruzietje. Een miniatuur ruzietje met Albert Heijn, alleen weet hij het niet. Hij ligt er ook niet wakker van. Ik wel. Want ik wil ze zo graag, en ik krijg ze niet. Tenminste, lang niet allemaal. Nu moet ik in drie weken tijd voor meer dan zevenhonderdvijftig euro boodschappen halen. Kom er maar eens om. Dat haal ik lang van z’n leven niet. Zelfs niet als alle kinderen, kleinkinderen, broers en zussen dagelijks komen eten. De buren op de koffie komen en alle smekende Bulgaren in de stad een pak AH gevulde koeken aangeboden krijgen.
In mijn kindertijd speelde ik graag met kleine kartonnen winkelpakjes. Ze waren met twintig stuks verpakt in een rood netje. De miniatuurtjes waren destijds gevuld met iets wat op gepofte rijst leek, het heette Manna. Een delicatesse voor een kind uit de jaren 50. Met dozen knutselde ik een winkeltje. Broers en zussen kwamen kopen, bij ontstentenis van hen, mijn poppen. Echte uitheemse(!) namen had ik in de aanbieding: Maggi, Prodent of Liebig. Ik had ook geen zelfbediening. Die moest nog komen overwaaien uit Amerika.
Nu, ruim vijftig jaar later, droom ik dus over nieuwe kleine mini’tjes van de man die zegt ‘op de kleintjes te letten’. Slimmerik. Ooit kleine centjes, nu in een handomdraaitje een aardbevinkje veroorzaken in het kruidenierswereldje. Want vrouwen, vriend en vijand worden hebzuchtig. Ik ook. Ik dommel de nacht door met het schattige kleine blikje Cola, het koddige stronkje broccoli, het ieniemienie reepje Mars. Ze halen amper de vijf centimeter. (Alhoewel er flink met de schaal gesjoemeld is; hoe klein wordt het pakje Sportlife?)
Na twee weken -tellend tot vijftien- boodschappen doen, heb ik er vijf in huis, waarvan drie dubbelingen. Wat nu? Zal ik voor de deur gaan staan, samen met een kluit oudere-jongeren om te schooien of te ruilen? Dan heffen we natuurlijk samen het lied van Saskia en Serge aan: ’Het zijn de kleine dingen die het doen, die het doen…..’ Dat kennen we nog uit onze jeugd. Alhoewel de jeremiërende tekst ging over schouderklopjes en een beetje aandacht: voor wie niet beter weet is het refrein uitermate geschikt voor de verjaardag van Albert Heijntje.
Ik verbaas mezelf over de aantrekkingskracht van deze actie, maar gelukkig is er een verklaring. Zo lees ik vrijdag in de Volkskrant: ‘Miniaturen zijn overzichtelijk en geruststellend. Dat was in de Gouden Eeuw al zo, dat is nu ook het geval met de mini’s van Albert Heijn’. Er komt zelfs een cultureel-antropoloog aan te pas, want miniatuur objecten schijnen een innerlijke esthetische kwaliteit te hebben. Claude Levi-Strauss zou naarstig zijn gaan sparen. Ik bevind me dus in goed gezelschap en ben de schaamte voorbij.
Maar ik blijf boos. Op de slimme marketing, op mijn eigen hebzucht, op al die prachtige levensmiddeltjes die ik nooit zal bemachtigen.
Laat maar.

This entry was posted in Perspectief, Verhalen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.