Tweehonderdtien dagen

Precies drie keer zeventig dagen na het beëindigen van ‘werk’, straalt de zon en heb ik helemaal geen afspraken. Voor het eerst, zo lijkt het wel, voel ik me zo vrij als een vogeltje. De fiets en ik gaan door het vroege zomerse landschap van Zuid-Holland. Boeren maaien gras, liguster ruikt naar vroeger en kippen kakelen. Ik ben helemaal in mijn element. De tijd is vandaag van mij.
Want, de eerste zeventig vrije etmalen waren vreemd, de volgende zeventig dagen waren onrustig en het derde cluster leek ledig.
Tweehonderdtien dagen nodig om het onderstaande te ervaren en te bedenken:
1) Tijd is een vreemde kostganger.
Plots is ie daar, de Tijd. Met al zijn minuten, uren en dagen. Een veelheid aan ruimte, zonder horloge met een wijzer of een tijdstip.
De dagen komen binnen, zomaar, zonder te kloppen als een kostganger die de sleutel van de voordeur heeft. Je weet nooit wanneer de deur opengaat. De Tijd is er ineens altijd, onuitgenodigd maar wel met zijn bijzondere code: dat ie altijd eindig is. Ook weer wennen.
2) Tijd heeft vleugels en geen teugels.
Eenmaal zonder vast dagritme mag de Tijd gaan vliegen, vleugels laten wapperen in de wind. Na jarenlang dienstverband, vaste patronen van kinderen en/of werk lijkt de Tijd nog steeds geteugeld in het dagelijks bestaan. Zomaar ineens vliegen in een vrije vlucht is hartstikke schrikken voor de bezitter van de Tijd, want waarheen en waartoe.
3) Tijd en tijde kavelen.
De juiste momenten benutten heeft altijd zin. Het klinkt tegenstrijdig, doch tijd en tijde benutten wanneer er meer Tijd lijkt vrij te komen is een noodzaak van de eerste orde. Er komt een schemergebied tussen Tijd en kansen, tussen verplichtingen en liefhebberijen, tussen moeten en willen. Wanneer en wie geef je je Tijd?
4) Tijd baart rozen.
Geduld is een schone zaak, al lijkt het of Tijd en geduld elkaars opponenten
zijn. Bomen van tijd kunnen evenwel groeien tot in de hemel. Zo is de tijd ons nochtans goed gezind.
5) De waarde van de tijd.
Tijd dient gebruikt te worden. Zelfs met Tijd in overvloed blijft de gehaaste drang om iets te doen, iets goed te doen. In elk geval om de Tijd goed te gebruiken.
Tijd lijkt beperkt te blijven. Er is er maar zo weinig van. Toch?
6) Het is geen ledigheid wanneer iemand zich overgeeft aan zijn gedachten.
Sommige soorten werk kun je zien, andere niet.

Victor Hugo bedacht deze quote. Anno 2011 nog steeds actueel.
Ineens, na een afscheid van een jarenlang dienstverband rekent niemand meer met iemand meer af. Geen schouderklopjes meer, geen lieve complimenten. Geen daadwerkelijke handelingen, geen verwachtingen en geen erkenning. Ledigheid dient zich aan. Lijkt.
6) Zeeën van tijd hebben.
Zo voelt het wanneer het begin van Vrije Tijd zich aandient. Niet meer elke ochtend de wekker, niet het gehaaste zoeken naar een fietssleutel. Niet meer afwegen wanneer die tandartsafspraak nu het beste uitkomt of het bezoek aan een zieke moeder.
Zo voelt het, wat ik al zei. Edoch, hier is een waarschuwing op zijn plaats:
de Tijd van vrij zijn vervliegt net zo snel als de tijd van gebonden zijn. Er zijn dikke geleerde boeken over geschreven, de ervaring leert dat het werkelijk zo is.
7) Een glas op zijn tijd houdt de mot uit de maag.
Ineens schakelen de dagen zich aaneen, de verplichte vaste regelmatig is gesmolten als sneeuw voor de zon. Wat een geluk.
Tijd genoeg nu voor de ochtendkrant, het kopje thee in het vroege zonnetje. Op gemak boodschappen doen, een kaartje posten, een bloemetje bezorgen. In de nanoen een glaasje met een goede vriend. Goed voor de mot, nog beter voor het welbevinden van pensioenkunstenaars!

Tweehonderdtien dagen. Drie keer zeventig. Alles overdacht en ervaren.
Met de slotsom dat ik, sinds kort, de kunst van Vrije Tijd machtig ben.

Willie,
11-07-1011

This entry was posted in In en om de Keizerstraat, Verhalen, werk. Bookmark the permalink.

Comments are closed.