De verjaardagskalender

Who is Who?

Wie heeft het nooit gedaan? Echt nog nooit? Tijdens een toiletbezoek bij familie of vrienden stiekem loeren of je naam op de verjaardagskalender staat?
Kijken wie er met pen staat, gekenmerkt als een blijvertje? Wie met potlood, omdat onzekere liefdes zich ook aan dienen.
Ik wel.
Dan zie ik mijn naam. Mag ik me bijgevolg rekenen tot de intimi? Soms sta ik in blokletters, in krullen, in hanenpoten, of bij mijn zussen in Tazelaar en Mathijsse. Of ik ben gekalligrafeerd met mijn geboortejaar erbij. Da’s punctueel. Daarnaast ook wel eens ‘vout gespelt’, om weer op andere toiletten mijn naam te signaleren uit een vorig leven. Heb ook wel eens op de verkeerde dag gestaan. Mwaah.
Pijnlijk was het om mijn naam doorgestreept te zien. Lichtpuntje weer wel dat ik later herschreven ben. Noem het maar wedergeboorte.
Was ik even uit de gratie? Was er iemand jaloers? Was ik vergeten en kwam ik terug? Ik miste destijds het lef om navraag te doen, was uitermate verheugd gerepatrieerd te zijn.

Nee, dan onze verjaardagskalender aan een punaise op de toiletdeur. Het is een omwentelend systeem van twaalf blaadjes, geklemd in een klein ringbandje, opgesierd met de vrolijkheid van Herman Brood. Het is een kalender met een ongemene geschiedenis. Meegekomen met de inboedel van lief.
Volgeschreven, doorgehaald. Mensen van vroeger, verwanten van toen. Sommigen verhuisden mee op de kalender, anderen verdwenen onder een sticker of met een pennenstreek. Verwijderde namen, afgeplakt of afgelakt, voor het nageslacht onleesbaar gemaakt. Behoorden zij niet tot ons nieuwe leven? Wilden wij hen vergeten? Deden zij er niet meer toe? Wat een malheur, eigenlijk.
Weer later schreef ik er mijn dierbaren bij. Nu hangt er aan de deur van ons secreet een ratjetoe aan namen, te lezen als familiekroniek, biografie, dagboek, avontuur. Kortom een canon van ons leven.
Sla willekeurig een maand op, bijvoorbeeld februari, en zie daar:
Opa heeft een kruisje met jaartal achter zijn naam. Elke sprokkelmaand weer een jaartje langer dood. Gaan we dat tegen elkaar zeggen? Zo ‘s morgens bij de verse koffie: ‘Goh, die opa, alweer 31 jaar hemelen.’
Tantetje is ook verscheiden, neem ik aan. Haar naam is met een rood potlood doorgestreept. Zij kreeg geen kruisje, geen datum. Niks nada. Was ze niet geliefd?
Oma (1897), dat staat er. Meer niet. Dat oma nog leeft in onwaarschijnlijk. Toch?
Mam lijkt nog jarig te zijn. Dezelfde mam is ook overleden. Ze pronkt nog in volle glorie op haar geboortedag. Zij is er nog, zij leeft niet meer. Willen we gewoon kind blijven van een mam?
Andere geblevenen en bijgeschrevenen zijn bijvoorbeeld: Leslie (’98), Anneke Speringgs, Anita, Henk v’t Z., Frans Jr., R&S ’09, Henk van Amerongen (’47), Nel S., Sterre (2010), Peter, Vader, Trouwdag (’70), Mieke R., Winde (’09).
Een allegaartje, ongetwijfeld.
Het zijn duidingen van familieleden, vrienden, buren en collega’s. Wie kreeg alleen een voornaam, alleen een datum of alleen een initiaal? Welk kind van vriend van zoon mag er nog op blijven en wie wordt bij binnenkomst van een geboortekaartje bijgeschreven? Welk moment van overlijden of een heugelijke verbintenis van een vriendin, een tante of een buur wordt genoteerd? Is het toeval, aandacht, of attent reageren op gebeurtenissen die niet in de vergetelheid mogen?
Nee, mijn gade en ik hebben geen verjaardagskalenderafspraken gemaakt, net zo min als overlijdenskalenderafspraken.
Dus het blijft soms puzzelen.
Who is who?

Willie
5 maart 2011

This entry was posted in Familie, Verhalen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.