Madame Toesoe

Zij gaan vandaag niet naar Madame Toesoe, zeggen ze. Het zijn Ans, Cor, Tina en Truus.
Ik zit in de trein naar Amsterdam en zij bevrouwen de coupé naast mij. Zij zijn zestigers, van robuuste makelij, gepermanent en in een uitgaanspak gestoken. Zij dragen gepoetste gemakschoenen met sokken in kleur; alle vier een degelijke spijkerbroek en iets wat op een leren jasje lijkt. Keurig nette vrouwen, zo met hun witte, gesteven en gestreken overhemdblouses. Knopjes steken in hun oren en om de vingers zijn allerlei ringen, van goud, van doublé of van zilver. Handtas is stevig op de schoot geplaatst. Handen, die een lang werkzaam verleden verraden, bewaken de inhoud. ( Misschien: katoenen zakdoek met gehaakt randje, flesje 4711, adressenboekje, foto’s van Keven, Mellisa of Elvira, extra regenkapje, bolletje met cervelaat, zoetjes, pakje filtersigaretten, aansteker in een gehaakt hoesje, verdwaalde ansichtkaart, een potlood, mobiel met vier mogelijkheden, droge schone sokken?)
“Want, het stond in de krant dat ze zomaar je geld uit je tas halen”.
Het mistige landschap raast voorbij, viertal door. Zij kouten en kwebbelen, zij ratelen en snateren. De dames hebben namelijk zo hun eigen ideeën, overtuigingen en oordelen. Nog voor het station Woerden in zicht is, krijg ik een onvervalste inzage in huiskamers en familiebeslommeringen.
“Hun hebben zelf niet eens een trouwfoto hangen, dan hoeft ik het ook niet te doen.”
“Ja, hebbie je muur vol, dan gaan ze scheiden”.
“Lullig hoor”, beaamt permanentje drie.
Ineens, zonder overgang:
“Naar Parijs gaat ik niet meer. Ik heb daar niks”.
Dame twee reageert zonder blikken of blozen:
“Ik ga liever een dagje naar Alphen aan den Rijn, naar de Liddl”.
Na deze ontboezeming valt er toch een moment stilte. Mijn dames verzitten even en hopen op een knappe conducteur. Anders hebben ze het dure kaartje ‘voor niets gekocht’.
“He, ik lees, wij zijn al in de, de Bij-ij-llemer. Als we uitstappen kennen we hier gratis eten krijgen. Zeggen ze.”
“Ik moet ze niet. Ze duwen zo baby’s in de container. Hup weg ermee. Allemaal naar de mallemieze”.
Er wordt instemmend geknikt. Tina, die tot nog toe de toehoorder was, rommelt ineens in haar tas.
“Ik het nog een rolletje voor de meisjes, van de marrukt, 20 voor 4 euro.”
Daarna volgt er een onvervalste visie op een reclame-aanbod van een plaatselijke kruidenier.
“Hij zegt, dan neem ie toch harde broodjes in plaats van croissants. Maar ik zegt: de krawsents zijn in de aanbieding, had je ze maar moeten bakken.”
“En toen?”, met open mond luisteren de drie andere vriendinnen.
“Ik heb gewacht tot die vent ze bij de buren haalde, drie voor een euro, dat ken een mens toch niet zomaar laten gaan?”
“Zo is het.” Ans, Cor en Truus zijn het roerend met de kordate Tina eens.
“Ans, hoe lang ken jij nog zitten voor je plat gaat?” Ik vraag me af welke wending het gesprek nu neemt. Maar ik beluister dat er iets gaande is met stedenbouwkundige vernieuwing, met vooruitgang, met visie op lange termijn. Met verhuizen, met slopen en met lang doordachte nieuwbouwwijken. Onbegrip viert hoogtij, ik leef stiekem met hen mee. Oud was vertrouwd, herkenbaar en bovenal overzichtelijk.
Ans vat het samen: “Ik wil terug naar waar ik was”. Haar huisje met de beschilderde dakpan voor de deur, het stenen beeld van een jongetje op de plavuizen in de voortuin, de uitbundige begonia’s in de vensterbank. Het rieten hartje met ‘Welcome’, en natuurlijk drie pompoenen op een stoeltje. Haar kasteeltje onder de slopershamer, triest.
Wanneer Amsterdam CS in de verte nadert worden de dames onrustig. Het kleingeld, ‘hebbie wat om uit te geven’, wordt nog dieper weggestopt.
“Ik zal maar zeggen, ik ben al knap op mezelf, denken ze dat die vrouw genoeg in d’r tas heeft.” Truus schikt haar kraag met vaste hand over haar revers.
“Zo, dat zit weer netjes. Weet je wie er zelf niet bijloopt?” Truus kijkt vragend, maar wacht niet op antwoord. Zij vervolgt:
“Die grieten van Meekover, die je kledingkast leeg rukken. Die lopen er echt niet bij, moet je zien in wat voor slierten ze zelf lopen. Ik zal maar zeggen, ben van mezelf al aantastelijk. En aan Gerrtit heb ik genoeg. Ik hoef voor hem niet in een setje.”
Tja, daar hebben de anderen even niet van terug.
Voordat de meiden uitstappen bespreken zij nog even het wel en wee van Carlo en Irene, van Tineke en van Sonja. Allicht.
Dan verdwijnen ze, met plastic harmonicakapjes op hun hoofd de druiligere hoofdstad in. Op zoek naar de Albert Cuijp. Of wordt het toch Madame Toesoe nu het weer niet meezit?

Willie, 16 september 2010

This entry was posted in Reizen, Verhalen. Bookmark the permalink.

Comments are closed.