Het Frans et moi

Tijdens mijn vakantie in het zoete Frankrijk spreek ik de taal een beetje, un petit peu. Ofschoon er wel vorderingen zijn, nu ik bij tijd en wijle meedraai in de menage van jongste zoon en schoondochter. Ma belle-fille leert mij wat een aspirateur is en zo nodig ook een fer a repasser. Dan hoef ik niet meer te vragen naar de stofzuiger en de stijkbout. Het zijn niet de gebruikelijke woorden uit “Hoe zeg ik het in het Frans”, maar wel slimme zaken als ik een week in hun recidence verblijf. Residence, het is me wat. Connotatie in de positieve betekenis van het woord, zij wonen namelijk doodgewoon in een doodgewoon huis. Nog even terug naar belle-fille, letterlijk ‘mooie, goede dochter’. Wekt toch een ander sentiment dan ons gebezigde ‘schoondochter’. Belle-mere  is natuurlijk ook aanwezig, laat ik hopen dat ik zo’n schoonmoeder  ben.
“Ach, er is geen woord Frans bij”,  dacht  een zekere Fred, een paar dorpen verderop, die zich in het land van de Tour de France vestigde. Op zijn winkelruit lazen wij: Fred Bisiklet. Het rijmt en het klinkt vrolijk. Overigens collaboreert deze fietsenmaker met het plaatselijke dorpscafé, zodat het eventuele wachten op herstelwerkzaamheden niet zo’n probleem is. Terwijl ongelukkige wielrenners du pain, du vin et du boursin  kunnen nuttigen in de schaduw van robuuste platanen plakt Fred banden  voor een sou. Voor mijn Hollandse oren was het even wennen, vrolijk collaboreren met de buurman. Connotatie van de andere kant bekeken.
Reizend door Frankrijk lezen wij soms letterlijke vertalingen op aandoenlijk A-viertjes. Dat een altaar in een prachtige kerk de vorige eeuw geëxecuteerd is en dat wandelaars ‘de lijken links moeten laten liggen’. Dat doen we dan maar, we passeren rechts het kerkhof. Desalniettemin kunnen vergissingen  hopeloos zijn wanneer wiet gehoord wordt en huit de bedoeling is. “Cola voor onze kinderen” werd ook een theeblad vol met elf galzen, alhoewel er maar drie coladrinkers waren. Plus is meer, maar een meer is un lac. Un cabinet is het toilet, un plancard is de kast. Het kabinet van de koningin  in Den Haag van andere orde, terwijl ik planken en kasten wel makkelijk kan samen breien. Soms zit het venijn een letter. Het is een verschil tussen leven en dood:  poisson et poison. Vis en vergif. De kok weet het wel, de apotheker ook. Hoop ik. Maar in de schemergebieden van fantasierijke maffiosi zou het wel eens spannende verwikkelingen kunnen opleveren.
Molton lijkt op mouton, waarvan er duizenden met herders in de zomer weken lang op de weiden in de bergen leven. Hupsakee, laten we gaan: “Allons avec les moutons” rijmt net zo mooi als ons “Vooruit met de geit”.
Terug in het land las ik vandaag op Schiphol: “Hollands ontbijt”. Zonder blikken of blozen bood de waard een croissant, een pain au chocolat een cappuccino aan. Zo zoetjesaan ook geen woord Frans meer bij.
Op de luchthaven kwam oudste zoon aan, we praatten bij, en namen een espresso. De koffie was goed en het rumoer van reizigers namen onze woorden mee.
Dan vertrekt ook hij naar zijn vrouw, mijn Duitse belle-fille, elke vertaling zou ook in Groningen tekort doen.

Het Frans et moi, de finesses van een taal blijken onlosmakelijk verbonden met gevoel emotie.

Willie, 17 augustus 2010

This entry was posted in Kinderen, Taal and tagged . Bookmark the permalink.

Comments are closed.