Spinaraaltje.

De opdrachten zijn verdeeld, tot in den treure geoefend, nagespeeld en herhaald. Elk detail is de revue gepasseerd. De revue van de analfabeten op onze school. Ons onderwerp deze maand is gezondheid, in de breedste zin van het woord, maar met de smalste basis van taal en kennis.
Zonder woorden geen gesprek, dus het hoofd, de knie, de buik en de rug stampen we dagelijks, ook in koor, duchtig in het geheugen van mannen en vrouwen die nooit school gingen. Voorwaar, een hele opgave. Hersencellen niet getraind op schoolse input. Handelsbekwaam, met verve, in hun voormalig bestaan. Onmondig en angstig in ons talige land. Soms niet bij machte een taal te leren, soms vragen andere beslommeringen voorrang. Dat kan.
En toch gaat het door, elke dag. “Het hoofd”, “de knie”, “de buik” en “de rug”. Morgen komen er twee woorden bij: “het oor” en “het oog” . De aanhouder wint, elke dag een draadje is een hemdsmouw in een jaar, jammer dat deze cursisten slechts twee jaar de tijd krijgen. Ze zullen het moeten doen met slechts twee hemdsmouwen. Laten we hopen dat zij het voor- en achterpand leren van goedwillende echtgenoten, kinderen of buren.
Goed. Terug naar de analfabete mannen en vrouwen. Wij spelen situaties na, een afspraak maken met dokter Jansen. Dat betekent je adres kunnen zeggen, met de goede klemtoon. Je zult als Koerd maar wonen in het Ingenieur Ijsselgraafsmanplantsoen. Niet haspelen bij je geboortedatum, niet internationaal denken, maar eerst de zes en dan pas vijf, wanneer de geboortedatum viel in 1956. Fiks met binnen- en buitenkring geoefend. Taalriedels en dialogen, het zou bijna “de neus” uitkomen!
Een uur verder speel ik dokter Jansen.
” Wie is er aan de beurt? Wat is er aan de hand of wat scheelt eraan?”, met een herkenbare zinsmelodie komt als vanzelf het ingestudeerde antwoord. Goede grammaticala constructies , -ik heb hoofdpijn of ik ben verkouden-, doen “de dokter” goed. Ik beleef na dagen geduldig oefenen mijn finest hour. Totdat Sarafi op mijn spreekuur komt.
“Dag mevrouw, wat is er aan de hand?” Ze herkent de vraag, gaat verzitten en strijkt aandoenlijk met haar hennahanden over haar buik.
“Ik last van spinazie”. Eerst wil ik haar verbeteren, de gouden regel om het werkwoord te noemen. Nee nee, Sarafi: Ik h-e-b last van spinazie. Ik laat het dit keer voor wat het is. De flow van het gesprek gaat nu even boven alles.
Mijn hersenen werken op volle toeren. Plots herinner ik me de les van gisteren, over de pil, over kinderen en grote gezinnen. Inshalla. Sarafi wist toen van geen pil, vandaag wel van spinazie. Met mijn fanatsie en mijn ervaring leg ik de link en ik speel onverdroten het rollenspel verder.
“Ok, mevrouw, dat is lastig. Last van uw spiraaltje”. “Ja. Spinaraaltje”.
We oefenen de dialoog verder en de patient vertrekt met de ingestudeerde groet.

Willie, 17 juni 2007

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.