AaBe ruitje

Onder onze antieke kast staat een mandje. Een mandje met een wollen AaBe geruit dekentje uit de zestiger jaren. Rood en groen zijn de hoofdkleuren. De ruiten worden begrensd door witte strepen. Met een oppervlakte van nauwelijks 30 vierkante decimeter is het eigenlijk geen deken te noemen. Meer een spreitje of plaidje voor koude wandelingen met een kinderwagen.
Goed. Door de jaren heen is het merkje wat vervaagd, maar met toegeknepen ogen valt nog genoeg te lezen: “van 100% nieuwe scheerwol voorkomen reumatiek Koninklijke Fabrieken van plaids ruiten mantelstoffen tweeds”. Een ontroerend tafereel op het merklapje laat tevens zien waarom deze plaid voor strenge winters gekocht moest worden: een rendier met een enorm gewei trekt een slee. Op de slee een vader, gehuld, natuurlijk in “ruiten mantelstoffen tweed”. Zijn echtgenote, met kind aan de voeten en kind op de arm, ook omhuld door een Koninklijke plaidje, blijft achter bij een iglo. Zij hebben, natuurlijk, gehuld in de aangeprezen waar, geen weet van de kou. Plaid en het merkje zijn al meer dan 40 jaar oud, ruimschoots dus de tand des tijds doorstaan. Gebruikt, gewassen. Wat je noemt kwaliteit van de eerste orde.
Dit Aabeetje is, na de drie kinderen van mijn zus beschermd te hebben tegen vrieskou, bij mij terecht gekomen. Tijdens de lange, soms winterse wandelingen door de polder deed het opnieuw dienst als schild tegen min 3 of min 10. Trots beende ik door de sneeuw, de kinderwagen voorduwend met het slapende mannetje of vrouwtje erin, schoon sloopje, wit gestreken lakentje een stukje omgevouwen over de warme wollen ruit. Sjiek.
Naast mijn viertal woonden er in ons huis ook poezen. Meestal een, soms meerdere tegelijk. Soms volgden ze elkaar op. Soms was er een ziek, met dood tot gevolg. Soms was er een onvoorzichtig met oversteken. Soms werd er een teveel geknuffeld, en ging vervroegd naar de poezenhemel. Maar allemaal hadden zij besloten dat de plaid de warmtse en de mooiste slaapplaats was.
In het begin gaf het wat strijd want vanzelfsprekend was ik erg zuinig op dit familiestuk. Maar poezen laten zich niet de wet voorschrijven: waar het plaidje ook verstopt lag, zij vonden het. Miezemuis, Mienet, Siep en hun opvolgers wisten zich er altijd behaaglijk knorrend op te rollen.
Jaren later, kinderen al lang niet meer in de kinderwagen, maar op weg naar studies in verre landen, gebeurde het opnieuw. Mikesch, de poes, kon niet mee en werd mijn logeerpoes. Wat onwennig liep hij rond, die eerste dag. Tot dat. Juist ja. In een mum van tijd vond hij het plekje van zijn verre voorgangers en besloot deze 30 vierkante ruit tot zijn domein te maken. Tientallen wasbeurten later nog steeds aantrekkelijk.
Onder de antieke kast staat een mandje. En weer is Mikesch, de logeerpoes, in mijn huis beland. Baas en bazin zijn voor een korte trip naar Amerika. Maar nu niet voor lange tijd, slechts enkele weken woont poes bij ons. Opnieuwe snuffelt hij de eerste uren rond, probeert zo hier en daar of het leuk is om zijn eigen terreintje in te richten. Een nacht op mijn toetsenbord is het gevolg. Is niet echt de bedoeling.
Dan ineens, de andere dag, zie ik poes. Onder de bank, op het verwarmingsrooster. Nee, niet kaal op het rooster. O nee. De mand onder de kast is leeg. Ruit heeft hij meegesleept en ligt nu plechtig te wezen wat een poes is: Koninklijk!

Willie, 17 februari 2007

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.