De tas

Charlotte gaat op reis. Haar tas, vlug ingepakt, is van een dure kwaliteit kalfsleder en verraadt oog voor kwaliteit. Het heeft lang geduurd voor zij de goede tas vond. Haar handbagage moest erin passen, zo ook haar papieren voor haar werk. Daarnaast wilde zij ook een eerlijke en duurzame tas, verantwoord gemaakt, geen kinderarbeid en ook geen dierenleed. Een tiental winkels bezocht zij. Zij rook aan de tassen, zij wilde er zeker van zijn dat de doordringende geur van het leer bij haar persoonlijkheid zou passen. Zij kneedde en wreef, draaide naar links en rechts voor de paspiegel in de tassenwinkels en door haar twijfel besloot zij keer op keer om niets te kopen. Op die ene keer na.
Wanneer de winkelier zijn deuren wil sluiten glipt Charlotte langs hem heen. “Mag ik nog even? Het is net nog geen zes uur”. Van de weeromstuit haalt hij de sleutel weer uit het slot en begint zuchtend aan zijn dagelijkse rituelen, die behoren bij het afsluiten van de winkel. Het rechtzetten en ordenen van zijn handelswaar, de prijskaartjes verholen, doch snel zichtbaar in de tassen stoppen, de papieren proppen terug naar de plekken waar zij hun diensten doen; of zij verdwijnen in de prullenbak wanneer het leren kleinood al verkocht is. De kassa opmaken, de lichten dimmen, de tijdschakelaar controleren. Hij kent al deze handelingen, zoveel jaren reeds zijn routine, zonder na te denken loopt hij van de ene klus naar de ander.
Ineens schrikt hij op, zijn geregelde gang wordt verstoord, onverwacht informeert Charlotte naar de herkomst van het leer van de door haar begeerde tas.
“Kalfsleder, mevrouw, echt leder, jonge hupsige kalfjes”. Opgegroeid in een gezin met felle discussie omtrent dierenleed komt dit antwoord bij haar binnen als een dolksteek . De begeerte van het eerst zo aanlokkelijke bezit verdwijnt. In een flits besluit zij dat ook deze tas niet gekocht gaat worden.
“Nou, ehh, tot ziens, en dank u wel voor de moeite” De winkelbel klengelt belemmend, Charlotte staat buiten.
Hebben en zijn, waren het ook niet issues van haar opvoeding? De tas, zo mooi, en zo bewonderd. Met zo’n tas is elke outfit compleet, is elke maandag een zondag. Met het hebben van dit bezit, zou elk geluk is onder handbereik kunnen zijn. Toch?
Haar geweten zwoegt, haar herinneringen willen haar het zwijgen opleggen, beelden op haar netvlies van de bioindustrie en van kinderen in leerverwerkende verre landen, willen vernietigd worden.
Hebben en zijn. Ik heb een prachtige tas, ik ben me bewust van leven en leed. Even sluit ze haar ogen, ruikt in gedachten nog eenmaal de verrukkelijke geur, dan is ze blij dat ze de tas niet gaat aangeschaffen. Ze is trots op zichzelf. De afweging van het kopen verandert van vraagteken in uitroepteken, trots -in gedachte- geplaatst achter haar genuanceerde beweegredenen.
De winkelier kijkt haar hoofdschuddend na, haalt zijn iele schouders op en schakelt de tijdklok in. Morgenvroeg om acht uur zal hij de deur weer openen, de dagelijkse beslommeringen van voor af aan afhandelen: de lichten aan, de luiken open, de oploskoffie roeren met een schepje suiker, een blik over de krant.
Zijn magere gestalte wordt geaccentueerd door zijn holle, hoogopgetrokken schouders waarover zijn grijsgeruite colbertje in een plooi naar beneden valt. Zijn lichte pantalon, te ruim en iets te lang slobbert om zijn knokige knieen.
Hij zucht en voelt zijn hart sneller kloppen. Deze jonge vrouw, net geen meisje meer, maakt zijn verleden wakker. Hij kijkt haar na tot zij om de hoek is verdwenen, elke voetstap van deze onverwachte klant wil hij vasthouden en koesteren. Hij slikt en wrijft langs zijn ogen.
Hoe oud zou ze nu zijn? Zijn hersenen werken koortsachtig. Zou ze, net als de jonge vrouw van zojuist, nu ook zo lang en statig zijn? Zo zelfverzekerd en zo mooi? Hij wil haar terugroepen, zijn stem blijft steken. Wie wil hij eigenlijk terugroepen, deze onbekende vrouw of zijn kleine meiske? Nog lang aarzelt hij, sluit dan behoedzaam de deur en verdwijnt in de lege winkelstraat. Treurig is zijn rit naar huis. Zijn etage, zijn niemandsland, verwelkomt hem nauwelijks. Het is er koud, de bloemen zijn van vorige week, een foto van een baby hangt uitdagend aan de muur. Die avond woelt hij urenlang, de slaap wil niet komen.
De volgende morgen, nog voor de opening van de winkeldeuren staat Charlotte opnieuw voor de etalage.
De kalfsleren tas lijkt een andere plaats gekregen te hebben, toch gaan haar ogen als vanzelf naar het zachte leer, de subtiele vormgeving, de hartverwarmende kleur.
Haar verlangen en gepeins wordt door een schrille, vermoeide stem onderbroken.
“Goede morgen, kom binnen. Kijk rustig nog eens rond.”
Dit keer is ze zeker van haar zaak, haar twijfel is verdwenen. Ook voor haar was de avond onrustig. De tas heeft een groot deel van de nacht door haar hoofd gespookt. Bij het opstaan stond haar besluit vast, deze tas is voor haar gemaakt, ze weet het zeker. Ze parkeert haar overtuigingen en meningen voor eenmaal in een hoekje, ver weg, van haar ideologie. Bij het afrekenen kijkt de winkelier haar aan, Carlotte schrikt van zijn ogen. Hij geeft haar met trillende handen de kassabon, die ritselend uit het apparaat komt.
“Veel plezier, met uw aankoop, uhhh..”
Verbaasd overzichzelf geeft Cahrlotte haar naam prijs. De man kijkt van haar weg en hij beeft. Hij vermant zich en wenst haar nogmaals succes en geluk.
In de trein, haar reis gaat naar Antwerpen, zoekt zij tussen haar papieren naar haar paspoort; om ordening aan te brengen in de chaos van een damestas. Papieren in het vakje links, agenda en adressen rechts, mobieltje in het juiste zakje.
Als haar paspoort open valt op de bladzijde met haar pasfoto schrikt ze en voelt zich wit wegtrekken.
Die ogen van vanmorgen. Haar ogen.
Antwerpen is haar doel, de reis terug naar de man van de winkel haar wens.

Willie
4 februari 2007

This entry was posted in Geen categorie. Bookmark the permalink.

Comments are closed.